ECLI:NL:CRVB:2012:BY0316
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van medisch advies in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L. Chr. Kranendonk, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het college had appellante ontheven van haar arbeidsverplichtingen tot en met 7 september 2010 op basis van medisch advies. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 september 2012, waarbij partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante bij een keuring in 2001 volledig arbeidsongeschikt was verklaard, maar dat in 2009 een bedrijfsarts had geconstateerd dat haar lichamelijke klachten waren afgenomen, terwijl ze tijdelijk volledig arbeidsongeschikt was door psychische klachten. Het college had het bezwaar tegen het eerdere besluit ongegrond verklaard, wat door de rechtbank Amsterdam werd bevestigd.
De Raad heeft in zijn overwegingen de relevante wetgeving, zoals artikel 9 van de WWB, en de beleidsregels van de gemeente Amsterdam besproken. De Raad concludeert dat het college zijn besluit om appellante ontheffen van de arbeidsverplichtingen op een zorgvuldige manier heeft genomen, gebaseerd op het advies van de bedrijfsarts. Appellante heeft niet kunnen aantonen dat dit advies onzorgvuldig was. De Raad benadrukt dat bijstandsverlening gericht is op het stimuleren van werkzoekenden en dat ontheffingen van arbeidsverplichtingen niet voor onbepaalde tijd kunnen worden verleend zonder deugdelijke onderbouwing.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van appellante ongegrond. De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, met R. Scheffer als griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 oktober 2012.