ECLI:NL:CRVB:2012:BY0314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B. van Dijk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De zaak betreft de aanvraag van appellante voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), die zij op 17 augustus 2009 indiende. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen kende haar bijstand toe met ingang van 17 augustus 2009, maar eerdere aanvragen werden buiten behandeling gesteld omdat appellante niet de gevraagde gegevens had verstrekt. Appellante was van mening dat zij recht had op bijstand met terugwerkende kracht vanaf 10 februari 2009, omdat er bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep voerde appellante aan dat de sociale dienst haar bijstand had onthouden, ondanks haar psychische problemen, en dat het college medische informatie had moeten opvragen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat volgens vaste rechtspraak geen bijstand kan worden verleend over een periode voorafgaand aan de aanvraag, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat zij door psychische problemen niet in staat was om haar zaken te regelen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier R. Scheffer, op 16 oktober 2012.