ECLI:NL:CRVB:2012:BY0030

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3184 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bezoldiging van een burgerambtenaar wegens langdurig arbeidsverzuim en de beoordeling van werkomstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, een burgerambtenaar bij het Ministerie van Defensie, die in beroep ging tegen de verlaging van haar bezoldiging met 70% na meer dan 12 maanden arbeidsverzuim. Appellante was sinds oktober 2008 arbeidsongeschikt door schouderklachten en had eerder al een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van 50%. De Raad oordeelde dat de door appellante aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de werkomstandigheden buitensporig waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bezwaar van appellante tegen de verlaging van haar bezoldiging ongegrond had verklaard. De rechtbank had overwogen dat de klachten van appellante, die zij in verband bracht met stress op de werkvloer, niet in overwegende mate waren veroorzaakt door de aard van het werk of de omstandigheden waaronder het werk werd verricht. De Raad concludeerde dat de commandant van de Landstrijdkrachten terecht had besloten tot de verlaging van de bezoldiging, gebaseerd op de adviezen van de bedrijfsarts en het Bedrijf Bijzondere Medische Beoordelingen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/3184 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 mei 2011, 10/6097 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Commandant Landstrijdkrachten (commandant)
Datum uitspraak: 11 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C.S. Grégoire, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2012. Appellante is, met bericht, niet verschenen. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.N. Koster.
OVERWEGINGEN
1. Appellante, als burgerambtenaar aangesteld bij het Ministerie van Defensie, was op datum in geding werkzaam in de functie van Office manager assistent/translator bij [U.]. Appellante was voor 50 % aangesteld, nadat zij vanaf november 2001 voor 50 % arbeidsongeschikt was verklaard. Op 20 oktober 2008 is zij wegens schouderklachten uitgevallen voor haar werk.
1.1. Op 29 mei 2009 heeft de bedrijfsarts een Defensie Functieongeschiktheidsadvies (D-FOA) aangevraagd. Daarbij heeft de bedrijfsarts vermeld dat appellante een lange medische voorgeschiedenis heeft en bekend is met verschillende klachten. Uit het D-FOA komt naar voren dat zij niet geschikt is voor de eigen functie aangezien zij blijvend en essentieel beperkt is ten aanzien van de werkzaamheden behorende bij de functie. Daarbij gaat het niet om de inhoud van het werk maar om de omgeving waarin appellante het werk moet verrichten en de tijdsdruk waaronder zij moet werken. Volgens het arbeidsdeskundig advies wordt de aandoening van appellante negatief beïnvloed door stress.
1.2. Bij besluit van 22 september 2009 is met toepassing van artikel 26, eerste lid, van het Inkomensbesluit burgerlijke ambtenaren defensie (IBBAD) de bezoldiging van appellante met ingang van 20 oktober 2009 verlaagd tot 70 % van haar laatstgenoten bezoldiging. Daaraan is ten grondslag gelegd dat de duur van het arbeidsverzuim van appellante meer dan 12 maanden is.
1.3. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit. In dat kader is zij op 25 februari 2010 onderzocht door het Bedrijf Bijzondere Medische Beoordelingen (BMB). In het rapport van 12 april 2010 heeft het BMB het arbeidsverzuim van appellante niet in overwegende mate arbeidsgerelateerd geacht. Bij beslissing op bezwaar van 9 augustus 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen de korting op de bezoldiging ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit, voor zover het ziet op de korting van de bezoldiging, in stand gelaten. Met betrekking tot dit laatste is overwogen - voor zover hier van belang - dat, nu appellante heeft gesteld dat stress de oorzaak is van haar fysieke klachten en daarmee de arbeidsongeschiktheid een psychische oorzaak heeft, volgens vaste rechtspraak van belang is of de werkzaamheden of de omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht een buitensporig karakter hadden. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de door appellante naar voren gebrachte feiten en omstandigheden die conclusie niet, zodat de bezoldiging terecht op 70 % van de volledige bezoldiging is vastgesteld.
3. In hoger beroep is alleen het in stand laten van de rechtsgevolgen aan de orde. Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd, komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1. Ingevolge artikel 26, vierde lid, van het IBBAD blijft de op grond van het eerste lid van dit artikel gehanteerde korting op de bezoldiging na twaalf maanden ziekte achterwege indien de ziekte, waarvan de ambtenaar ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen arbeid of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
3.2. Appellante, die al geruime tijd bekend is met verschillende aandoeningen, is uitgevallen wegens fysieke klachten. Uit de stukken blijkt dat appellante deze klachten heeft gerelateerd aan de op het werk ervaren stress. Appellante heeft geen andere (bij voorbeeld ergonomische) redenen als oorzaak genoemd. Op grond daarvan heeft de rechtbank terecht vastgesteld dat de klachten volgens appellante uiteindelijk een psychische oorzaak hebben.
3.3. Ter beantwoording van de vraag of de door stress ontstane klachten van appellante in overwegende mate zijn veroorzaakt door het werk, dient volgens vaste rechtspraak (CRvB 4 mei 2006, LJN AX 3244 en TAR 2007/19) naarmate de arbeidsongeschiktheid in sterkere mate van psychische aard is, in meerdere mate sprake te zijn van factoren die in verhouding tot dat werk of de werkomstandigheden - objectief bezien - een buitensporig karakter dragen.
3.4. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door appellante naar voren gebrachte feiten en omstandigheden de conclusie van buitensporigheid niet rechtvaardigen. Dat appellante in haar functie een grote werkdruk heeft ervaren doordat de aanwezige buitenlandse militairen zich slecht konden inleven in de rechtspositie en het arbeidsethos van het Nederlandse personeel en om die reden minder begrip konden opbrengen voor de beperkingen van appellante, maakt niet dat sprake is van werkomstandigheden die een buitensporig karakter dragen. Dat de bedrijfsarts in eerste instantie wel heeft geconcludeerd dat sprake is van werkgerelateerde klachten doet daaraan niet af, nu ook daaruit niet van buitensporigheid blijkt. De commandant heeft bij het besluit tot korting op de bezoldiging dan ook mogen afgaan op het D-FOA en op het advies dat door het BMB nadien is uitgebracht.
3.5. Dit betekent dat het beroep van appellante op artikel 26, vierde lid, van het IBBAD niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt, voor zover in hoger beroep aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper als voorzitter en J.G. Treffers en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2012.
(getekend) R. Kooper
(getekend) S. K. Dekker