ECLI:NL:CRVB:2012:BX9966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om een werkleeraanbod en de gevolgen van het niet overleggen van bankafschriften
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B.G.M.C. Peters, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 10/5212 WIJ. De zaak betreft een aanvraag van appellant om een werkleeraanbod ingevolge de Wet investeren in jongeren, ingediend op 15 december 2009. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft appellant verzocht om bankafschriften over te leggen, maar appellant heeft deze niet tijdig ingediend. Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de gevraagde gegevens niet zijn verstrekt binnen de gestelde termijnen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in staat was om de gevraagde bankafschriften tijdig te overleggen, maar dat dit niet leidt tot het oordeel dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De Raad heeft overwogen dat appellant voldoende gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen en dat de omstandigheden van appellant, zoals dakloosheid en moeite met lezen, niet afdoen aan zijn verantwoordelijkheid om de benodigde gegevens te verstrekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.J.A. Kooijman, met J.T.P. Pot als griffier.