ECLI:NL:CRVB:2012:BX9904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering na TIA en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellant, een taxichauffeur, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om zijn ZW-uitkering te beëindigen. Appellant was door een TIA uitgevallen en was per 24 februari 2010 ongeschikt voor zijn eigen arbeid. Echter, hij werd niet in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet WIA, maar ontving sindsdien een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 22 juni 2010 weer geschikt was voor het verrichten van zijn arbeid, wat leidde tot het bestreden besluit. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een onderzoek door een bezwaarverzekeringsarts.
De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat het Uwv beschikte over voldoende gegevens voor een afgewogen oordeel. Appellant had zijn stelling dat zijn klachten waren verergerd niet met medische gegevens onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellant zijn klachten en stelde dat zijn beperkingen onvoldoende waren meegewogen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellant geen medische onderbouwing had voor zijn stellingen en concludeerde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was.
De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, met Z. Karekezi als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 19 september 2012. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.