ECLI:NL:CRVB:2012:BX9600

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6858 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand en draagkrachtbepaling in het kader van studiefinanciering

In deze zaak heeft appellant, gehuwd en samenwonend met [S.], bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand. De aanvraag betrof drie nota's voor een totaalbedrag van € 294,--, waarvan twee nota's van 5 januari 2010 en een nota van 15 januari 2010. De Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda heeft op 25 oktober 2010 een besluit genomen waarin de bezwaren van appellant deels gegrond werden verklaard, maar de aanvragen voor de nota's van januari 2010 werden afgewezen. De rechtbank Breda heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de commissie ten onrechte de Wsf-partnertoeslag in de draagkrachtbepaling heeft meegenomen. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en de commissie opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de herzieningsbeslissing van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van 16 maart 2012, die de Wsf-partnertoeslag gedeeltelijk introk. De Raad heeft de commissie ook veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.748,-- en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 153,-- aan appellant moet worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte draagkrachtbepaling in het kader van bijzondere bijstand en de invloed van wijzigingen in studiefinanciering op de financiële situatie van de aanvrager. De Raad heeft besloten af te zien van de bestuurlijke lus, omdat het nog slechts om een financiële uitwerking ging die naar verwachting geen nieuwe discussie zou opleveren. De commissie moet nu een nieuwe berekening maken van de draagkracht van appellant over het jaar 2010, rekening houdend met de terugvordering van de Wsf-partnertoeslag.

Uitspraak

11/6858 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 5 oktober 2011, 10/5228 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (commissie)
Datum uitspraak 9 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.J.E. Loontjens, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2012. Voor appellant is mr. Loontjens verschenen. De commissie heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Jacobs.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, gehuwd en samenwonend met [S.] ([S.]), ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor gehuwden. [S.] ontving studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) voor een uitwonende studerende inclusief de Wsf-partnertoeslag.
1.2. Appellant heeft op 7 januari 2010 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand. Het gaat hierbij om drie nota’s van onderscheidenlijk 23 november 2009 en 5 januari 2010 (tweemaal), elk ten bedrage van € 98,--. Op 17 januari 2010 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht. Dit betreft een nota van
15 januari 2010, ten bedrage van € 41,--.
1.3. Bij besluiten van 27 januari 2010, voor zover van belang, heeft de commissie voor de periode vanaf 19 november 2009 tot 1 juli 2010 de in aanmerking te nemen draagkracht van appellant vastgesteld op een bedrag van € 4.406,04, en de aanvragen afgewezen omdat appellant de kosten uit eigen inkomsten kan betalen.
1.4. Bij besluit van 25 oktober 2010 (bestreden besluit) heeft de commissie de bezwaren van appellant tegen de besluiten van 27 januari 2010 deels gegrond verklaard, met dien verstande dat de draagkracht over de periode van 19 november 2009 tot en met 31 december 2009 in verband met het wegvallen van de Wsf-partnertoeslag in 2009 nader is vastgesteld op
€ 39,25 per maand, hetgeen neerkomt op een draagkracht van in totaal € 54,94 over die periode. Voor een tweetal nota’s uit november 2009 is, onder aftrek van de draagkracht van € 54,94, alsnog € 84,06 vergoed. Voor het overige zijn de bezwaren van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken grond tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is nog slechts in geschil dat de commissie ten aanzien van de in de maand januari 2010 verschenen nota’s geen bijzondere bijstand heeft toegekend. Het betreft twee nota’s van 5 januari 2010, elk ten bedrage van € 98,--, en een nota van 15 januari 2010 ten bedrage van € 41,--.
4.2. Appellant heeft aangevoerd dat de commissie bij de vaststelling van de draagkracht van appellant in het jaar 2010 ten onrechte de Wsf-partnertoeslag mede in aanmerking heeft genomen. Appellant heeft verwezen naar de door hem in hoger beroep ingebrachte herzieningsbeslissing van 16 maart 2012 van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), waaruit blijkt dat de aan [S.] betaalde Wsf-partnertoeslag over het jaar 2010 gedeeltelijk is ingetrokken en van haar wordt teruggevorderd.
4.3. Ter zitting heeft de commissie aangegeven dat het voornoemde besluit van 16 maart 2012 van de DUO aanleiding vormt het bestreden besluit niet langer te handhaven. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt.
4.4. De Raad heeft onvoldoende financiële gegevens om zelf in de zaak te voorzien. Hij ziet in dit geval, nu het nog slechts gaat om een financiële uitwerking, die naar verwachting geen nieuwe discussie zal opleveren, af van toepassing van de zogeheten bestuurlijke lus om te komen tot finale geschillenbeslechting. De commissie zal een nieuwe berekening van de draagkracht van appellant moeten maken over het jaar 2010 als gevolg van het gedeeltelijk wegvallen van de Wsf-partnertoeslag in dat jaar. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat uit het besluit van 16 maart 2012 van de DUO blijkt dat alleen over de maanden januari, februari en mei tot en met augustus 2010 de te veel ontvangen Wsf-partnertoeslag van [S.] wordt teruggevorderd. De inkomsten van appellant in de desbetreffende maanden zal de commissie in de draagkrachtberekening moeten meenemen. Overigens heeft appellant ter zitting verklaard dat hij tegen het besluit van 16 maart 2012 van de DUO bezwaar heeft gemaakt. Na beëindiging van die procedure kan de commissie bij de vaststelling van de draagkracht van appellant rekening houden met de uitkomst daarvan.
5. Er bestaat aanleiding om de commissie te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 oktober 2010;
- bepaalt dat de commissie een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze
uitspraak;
- veroordeelt de commissie in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.748,--, te
betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat de commissie aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal € 153,--
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en R.H.M. Roelofs en H.D. Stout als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2012.
(getekend) A.B.J. van der Ham
(getekend) N.M. van Gorkum
HD