Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 november 2008, 07/9505 (aangevallen uitspraak)
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 5 oktober 2012
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2011.
De Raad heeft op 2 december 2011 een tussenuitspraak gedaan,
LJN BU7940.
Het Uwv heeft op 10 januari 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 27 januari 2012 heeft appellante verzocht om een vergoeding van de gemaakt kosten.
Bij brief van 2 april 2012 heeft het Uwv hierop gereageerd.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 10 januari 2012 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellante beslist. Appellante heeft de Raad bericht dat zij zich met de nieuwe beslissing op bezwaar van 10 januari 2012 kan verenigen en heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.
Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 3,08 aan reiskosten in beroep en € 19,80 aan reiskosten in hoger beroep, in totaal € 344,88.
Met betrekking tot de vordering van vergoeding van de kosten voor advieswerkzaamheden door mr. J. Relker in de bezwaarfase en in hoger beroep wordt als volgt overwogen.
Op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb komen deze kosten voor zover gemaakt in de bezwaarfase reeds niet voor vergoeding in aanmerking, omdat appellante een dergelijke verzoek niet heeft gedaan voordat het Uwv op het bezwaar heeft beslist.
Evenmin bestaat aanleiding de advieswerkzaamheden door mr. Relker in hoger beroep te vergoeden. Daartoe is in aanmerking genomen dat op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht uitsluitend kosten in verband met beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen.
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 344,88;
- wijst het verzoek om vergoeding van in bezwaar en in hoger beroep gemaakte kosten voor de advieswerkzaamheden van mr. Relker af;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2012.
(getekend) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen