ECLI:NL:CRVB:2012:BX9211

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2130 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie uit anderen hoofde dan op grond van ziekten of gebreken

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin zijn beroep tegen het ontslag door de stichting ongegrond werd verklaard. Appellant was sinds 1 september 2006 werkzaam als systeembeheerder/applicatiebeheerder bij de stichting. Op 28 mei 2010 verleende de stichting appellant ontslag, met toepassing van de CAO voor het voortgezet onderwijs, wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie en een verstoorde arbeidsverhouding. De rechtbank oordeelde dat appellant niet in staat was zijn functie adequaat te vervullen, en dat het ontslag op de eerste grond rechtmatig was. Appellant stelde in hoger beroep dat hij, gezien zijn eigenschappen en mentaliteit, niet ongeschikt was voor zijn functie.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld op 23 augustus 2012. De Raad onderschreef het standpunt van de rechtbank en concludeerde dat appellant na de invoering van een nieuw ICT-systeem niet meer in staat was om zijn taken uit te voeren. Ondanks meerdere gesprekken en de mogelijkheid om cursussen te volgen, heeft appellant niet de vereiste kennis en vaardigheden kunnen aantonen. Het niet slagen voor de examens was uiteindelijk de aanleiding voor het ontslag. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en J.N.A. Bootsma als leden, in aanwezigheid van griffier A.C. Oomkens.

Uitspraak

11/2130 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 9 maart 2011, 10/1629 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
[Naam Stichting] (stichting)
Datum uitspraak 4 oktober 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De stichting heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. ing. W.T. van der Leij. De stichting heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.H.M. Poort, advocaat.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was vanaf 1 september 2006 als systeembeheerder/applicatiebeheerder werkzaam bij (de rechtsvoorganger van) de stichting.
1.2. Bij besluit van 28 mei 2010 heeft de stichting appellant met ingang van 1 september 2010 ontslag verleend met toepassing van artikel 9.b.3, aanhef en onder g, van de CAO voor het voortgezet onderwijs 2008-2010 wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van zijn functie uit anderen hoofde dan op grond van ziekten of gebreken, alsmede met toepassing van genoemd artikel, aanhef en onder l, wegens een verstoorde arbeidsverhouding.
1.3. Appellant heeft tegen dit besluit met toepassing van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) rechtstreeks beroep bij de rechtbank ingesteld.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak dit beroep ongegrond verklaard. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat appellant niet, althans onvoldoende, in staat was om zijn functie op adequate wijze te vervullen, dat het ontslag op de eerstgenoemde grond rechtmatig is en dat het ontslag op de tweede grond daarom onbesproken kan blijven.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er, gelet op zijn eigenschappen, mentaliteit en instelling, geen sprake was van ongeschiktheid voor zijn functie.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1. De Raad onderschrijft het standpunt van de rechtbank. Hij merkt hierbij nog op dat, nadat in de loop van 2008 een nieuw ICT-systeem op de betrokken school was ingevoerd, naar voren kwam dat appellant niet (meer) tegen de bij zijn functie behorende taken was opgewassen. Op 3 oktober 2008 heeft de leidinggevende van appellant met hem besproken dat de interne beveiliging van het netwerk nog steeds niet op orde was en dat twijfel bestond of appellant wel over het vereiste kennisniveau beschikte. Afgesproken is toen dat het kennisniveau van appellant door een externe deskundige zou worden onderzocht. Uit dit onderzoek volgde dat dit niveau zonder meer onvoldoende was. Nadien is nog meerdere malen met appellant over zijn tekortkomingen gesproken. De stichting heeft appellant in de gelegenheid gesteld een tweetal cursussen te volgen, waarbij hem is voorgehouden dat hij voor het na afloop van deze cursussen te houden examen niet mocht zakken. Behalve in de brief van 20 mei 2009, waarvan appellant heeft gesteld dat hij die brief niet heeft ontvangen, is dit vermeld in het verslag van de bijeenkomst van 3 maart 2009 en in de brief van 8 december 2009. Appellant heeft in december 2009 het examen, en vervolgens het herexamen, evenwel niet met goed gevolg afgelegd. Dit was uiteindelijk de aanleiding voor de stichting om appellant op 8 januari 2010 zijn voornemen hem te ontslaan kenbaar te maken.
4.2. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en J.N.A. Bootsma als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2012.
(getekend) J.G. Treffers
(getekend) A.C. Oomkens
HD