ECLI:NL:CRVB:2012:BX9055

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2354 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid appellant voor eigen arbeid na ontzegging ZW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van de Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellant. Appellant, die zich op 3 augustus 2010 ziek had gemeld terwijl hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, kreeg op 9 september 2010 van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) te horen dat hij geschikt werd geacht voor het verrichten van zijn eigen arbeid. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 29 november 2010. De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2012 heeft mr. Th.T.M. van Hemert, advocaat van appellant, het standpunt van zijn cliënt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door W.H.M. Visser. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling van de geschiktheid van appellant voor de functie van soldering technician zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat de medische situatie van appellant op de datum in geding onveranderd was ten opzichte van de eerdere WAO-schatting, en dat het Uwv voldoende gegevens had om tot een afgewogen oordeel te komen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek. De Raad wees het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen af, omdat er geen nieuwe of andere medische informatie beschikbaar was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 september 2012, waarbij de Raad de eerdere beslissing van de rechtbank onderschreef en de ontzegging van de ZW-uitkering handhaafde.

Uitspraak

11/2354 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 maart 2011, 10/8907 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. Th.T.M. van Hemert, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2012. Namens appellant is
mr. Van Hemert verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
W.H.M. Visser.
OVERWEGINGEN
1.1. Uit de situatie dat appellant een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet, heeft hij zich op 3 augustus 2010 ziek gemeld. Bij besluit van 9 september 2010 heeft het Uwv appellant een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontzegd, op de grond dat hij per die datum geschikt is te achten tot het verrichten van zijn eigen arbeid.
1.2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 september 2010. Bij besluit van 29 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard en is het eerder ingenomen standpunt gehandhaafd dat er geen reden is appellant op en na 3 augustus 2010 arbeidsongeschikt te achten in de zin van de ZW.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak is dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Raad, overwogen dat als maatstaf voor ‘zijn arbeid’ in het geval van appellant geldt: gangbare arbeid zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak van appellant op een WAO-uitkering. Bij die beoordeling is een aantal functies voor appellant geschikt geacht. Onder ‘zijn arbeid’ dient in een dergelijk geval te worden verstaan elk van deze functies afzonderlijk. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat het Uwv beschikte over voldoende gegevens voor een afgewogen oordeel en dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig te achten. Tenslotte was er geen aanleiding voor het oordeel dat het standpunt van het Uwv niet juist is. De informatie die appellant in beroep had ingebracht stond ook reeds ter beschikking van het Uwv en is door het Uwv ook gebruikt bij de beoordeling van de ziekmelding. De rechtbank was van oordeel dat uit de informatie van de behandelend psychiater niet kon worden afgeleid dat deze appellant niet in staat achtte om te werken. Om die reden onderschreef de rechtbank dan ook het standpunt dat appellant geschikt was voor de hem in het kader van de WAO-schatting voorgehouden functie van soldering technician.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn reeds eerder ingenomen standpunt herhaald dat er wel sprake was van nieuwe informatie en dat sprake was van ernstige psychische en fysieke problemen. Tevens heeft appellant de Raad verzocht om een deskundige te benoemen die nader onderzoek zou moeten verrichten naar de beperkingen die appellant ondervindt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Zoals ter zitting is vastgesteld, is er ook in hoger beroep geen nieuwe of andere medische informatie ten aanzien van appellant. Het Uwv heeft daarom met de bekende medische gegevens rekening gehouden. Dat het Uwv die medische gegevens onjuist heeft geïnterpreteerd of toegepast is niet gebleken. Er is dan ook geen aanleiding om een deskundige te benoemen die ten behoeve van dit hoger beroep een nader medisch onderzoek zou moeten verrichten. Het daartoe strekkende verzoek wordt daarom afgewezen.
4.2. Daaruit volgt tevens dat de medische situatie van appellant op de datum in geding onveranderd was ten aanzien van de eerdere WAO-schatting. Dat brengt mee dat appellant geschikt moet worden geacht om de hem in dat verband voorgehouden functie van soldering technician te kunnen vervullen. Voor het overige wordt volstaan te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
5. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Er is geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) Z. Karekezi
GdJ