ECLI:NL:CRVB:2012:BX8754
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om voortzetting van de hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk en later door mr. R. Veerkamp, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht ongegrond verklaard. Appellante ontving tot 25 september 2010 hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en verzocht op 24 september 2010 om voortzetting van deze hulp. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) concludeerde echter dat de oudste twee inwonende zoons van appellante, ondanks hun medische klachten, in staat waren om de huishoudelijke taken te verrichten. Het college heeft de aanvraag van appellante op 3 december 2010 afgewezen, wat leidde tot het bestreden besluit van 17 maart 2011, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college zich terecht had gebaseerd op het deskundigenadvies van het CIZ. De Raad stelde vast dat appellante geen nieuwe informatie had overgelegd die de juistheid van het advies in twijfel trok. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat er geen aanleiding was voor nader medisch onderzoek, aangezien appellante geen bewijs had geleverd van dreigende overbelasting bij haar zonen. De Raad concludeerde dat de in hoger beroep ingediende medische stukken geen nieuwe informatie boden die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.