ECLI:NL:CRVB:2012:BX8627

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6031 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellante ontving sinds februari 1993 een WAO-uitkering, berekend op een arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 29 april 2009 de WAO-uitkering per 30 juni 2009 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% bedroeg. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank heeft in haar uitspraak bevestigd dat het bestreden besluit op een juiste medische grondslag berustte.

De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven, waarbij werd opgemerkt dat de psychiater M. Theulen had aangegeven dat toetreden tot de arbeidsmarkt niet haalbaar was, maar dat vrijwilligerswerk mogelijk wel haalbaar zou zijn. De Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante meer of anders beperkt was dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was weergegeven. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellante te laten onderzoeken door een deskundige, omdat er geen twijfel bestond over de medische situatie van appellante per 30 juni 2009.

Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat zij niet in staat is tot het verrichten van arbeid en verwezen naar de brief van haar behandelend psychiater. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de rechtbank de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit op juiste gronden heeft onderschreven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

10/6031 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 oktober 2010, 09/2855 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 28 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Mr. H. Cornelis, advocaat, heeft behandeling van de zaak van mr. De Leest overgenomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2012. Appelante is verschenen, bijgestaan door mr. Cornelis. Voor het Uwv is verschenen mr. F.A. Put.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante ontving sinds februari 1993 een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% tot 100%.
1.2. Bij besluit van 29 april 2009 heeft het Uwv de WAO-uitkering per 30 juni 2009 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedroeg.
1.3. Bij besluit van 10 september 2009 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 29 april 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - kort samengevat - overwogen dat het medisch onderzoek als voldoende zorgvuldig en diepgaand kan worden aangemerkt. Er zijn geen aanknopingspunten om te oordelen dat de bezwaarverzekeringsarts van onjuiste feiten of omstandigheden is uitgegaan. Appellante heeft geen medische gegevens overgelegd die het aannemen van verdergaande beperkingen rechtvaardigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor het benoemen van een deskundige, zoals appellante heeft verzocht. Voorts heeft de bezwaararbeidsdeskundige uitvoerig en toereikend gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijden.
3. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt dat zij niet in staat is tot het verrichten van arbeid herhaald. Zij heeft verwezen naar een brief van haar behandelend psychiater M. Theulen van 21 oktober 2010. Theulen heeft aangegeven dat er bij appellante sprake is van een (chronische) depressie die, in elk geval gedeeltelijk, therapieresistent is. Toetreden tot de arbeidsmarkt wordt niet haalbaar geacht. Wellicht is vrijwilligerswerk in één of andere vorm wel haalbaar. Appellante heeft ter zitting aangegeven dat zij per november 2010 weer een volledige WAO-uitkering ontvangt. Het is niet te begrijpen waarom zij voor een periode van anderhalf jaar geen WAO-uitkering heeft gekregen, terwijl haar klachten gelijk zijn.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het bestreden besluit berust op een juiste medische grondslag. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank op dit punt, zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak. Theulen heeft weliswaar aangegeven dat toetreden tot de arbeidsmarkt niet haalbaar wordt geacht, maar dat vrijwilligerswerk dat wellicht wel is. Mede gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat er geen sprake is van een situatie waarin er geen duurzaam benutbare mogelijkheden zijn en dat de (bezwaar)verzekeringsarts terecht een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft opgesteld waarin de beperkingen van appellante zijn opgenomen. De Raad heeft in hetgeen appellante heeft aangevoerd, geen reden gezien om aan te nemen dat zij meer of anders beperkt is dan in die FML is weergegeven.
Evenmin als de rechtbank heeft de Raad aanleiding gezien appellante te laten onderzoeken door een deskundige. De hiervoor noodzakelijke twijfel aan de volledigheid en juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische situatie van appellante per 30 juni 2009 en de hieruit per die datum voor haar voortvloeiende beperkingen, ontbreekt.
4.3. Appellante heeft geen gronden ingediend die zich richten tegen de arbeidskundige component van de schatting. De Raad volstaat met de overweging dat de rechtbank de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit op juiste gronden heeft onderschreven.
4.4. Met betrekking tot de stelling van appellante dat zij van februari 1993 tot juni 2009 en vanaf november 2010 tot heden steeds een volledige WAO-uitkering heeft genoten en dat het onbegrijpelijk is dat zij in de tussenliggende periode geen WAO-uitkering heeft gekregen, overweegt de Raad dat elke beoordeling op zichzelf staat. De toekenning van de
WAO-uitkering per februari 1993 is geschied op arbeidskundige gronden en de toekenning per november 2010 is het gevolg van een ziekenhuisopname.
5.1 Gelet op het hetgeen is overwogen in 4.2 tot en met 4.4 treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en M.C. Bruning en L.J.A. Damen als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2012.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) G.J. van Gendt
NW