ECLI:NL:CRVB:2012:BX8620

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-444 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van AOW-pensioen op basis van onvoldoende bewijs van verblijf en werk in Nederland

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1932, hoger beroep ingesteld tegen de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om hem een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen. Appellant heeft gesteld dat hij in 1971 en 1972 werkzaam is geweest bij een wasserij in Nederland, maar heeft geen bewijs kunnen overleggen van zijn verblijf of werk in Nederland. De Svb heeft in haar besluit van 17 november 2009 vastgesteld dat uit onderzoek niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Dit besluit is na bezwaar gehandhaafd in het bestreden besluit van 5 maart 2010.

De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad heeft overwogen dat appellant zelf geen bewijs heeft overgelegd van zijn verblijf in Nederland en dat de Svb navraag heeft gedaan bij verschillende instanties, waaruit bleek dat appellant niet bekend was. De Raad concludeert dat er geen indicaties zijn dat appellant in Nederland woonachtig of werkzaam is geweest, en dat hij derhalve niet verzekerd is geweest voor de AOW.

De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2012. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen aan de appellant.

Uitspraak

11/444 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2010, 10/1742 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 28 september 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Svb heeft vragen van de Raad beantwoord en nadere stukken ingezonden.
Appellant heeft de Raad een nader schrijven doen toekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren in 1932, heeft de Svb verzocht hem een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen. Hij heeft daarbij gesteld in 1971 en 1972 werkzaam te zijn geweest bij de [werkgever] te [vestigingsplaats].
1.2. Bij besluit van 17 november 2009 heeft de Svb appellant een AOW-pensioen geweigerd onder overweging dat uit onderzoek niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt.
1.3. Bij het bestreden besluit van 5 maart 2010 heeft de Svb zijn besluit van 17 november 2009 na bezwaar gehandhaafd.
1.4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en overweegt daartoe als volgt.
2.2. Appellant heeft zelf geen enkel bewijs overgelegd van een verblijf in Nederland. Hij heeft slechts een briefhoofd van de onder 1.1 genoemde wasserij ingezonden. Daaruit kan niet worden afgeleid dat hij aldaar werkzaam is geweest.
2.3. De Svb heeft navraag gedaan bij het de Stichting bedrijfstakpensioenfonds Mode, Interieur, Tapijt- en Textielindustrie, de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Textielreiniging en bij de gemeente Rotterdam. Bij al deze instanties was appellant niet bekend. Evenmin komt appellant voor in het Schakelregister. De Svb heeft derhalve terecht vastgesteld dat er geen indicaties zijn dat appellant in Nederland woonachtig en/of werkzaam is geweest. Niet aangetoond is dat appellant verzekerd is geweest voor de AOW.
2.4. Uit het onder 2.2 en 2.3 overwogene vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb appellant terecht een ouderdomspensioen op grond van de AOW heeft geweigerd, voor bevestiging in aanmerking komt.
3. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2012.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.R. Schuurman
NW