ECLI:NL:CRVB:2012:BX8617

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1335 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen en beslaglegging door deurwaarder

In deze zaak gaat het om de toekenning van een AOW-pensioen aan appellant, die eerder een nabestaandenuitkering ontving van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft appellant in 2004 in gebreke gesteld vanwege een te veel betaalde nabestaandenuitkering van € 11.408,62, die teruggevorderd moest worden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de Svb ten onrechte beslag heeft gelegd via de deurwaarder, omdat de schuld verrekend had kunnen worden met het aan hem te betalen AOW-pensioen. De Svb heeft echter gesteld dat er op het moment van de terugvordering geen mogelijkheid was om de schuld te verrekenen, aangezien het AOW-pensioen pas in februari 2009 aan appellant is toegekend. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad oordeelt dat de door appellant aangevoerde gronden niet slagen, omdat de Svb op dat moment geen mogelijkheid had om de schuld te verrekenen met de uitkering. De uitspraak is gedaan op 28 september 2012, waarbij de Raad geen aanleiding zag om de Svb te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

11/1335 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 6 januari 2011, 10/504 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 28 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. van Asperen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012. Appellant is - met voorafgaand bericht - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontving van de Svb een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Bij besluit van 11 mei 2004 is deze uitkering met ingang van 1 juni 2003 ingetrokken. Bij brief van dezelfde datum is aangekondigd dat de te veel betaalde uitkering ten bedrage van € 11.408,62 van appellant zal worden teruggevorderd. Verzocht is financiële gegevens omtrent zijn inkomen te verstrekken om tot een afbetalings-regeling te komen. Op 18 oktober 2004 heeft de Svb appellant bericht dat de door hem verstrekte financiële gegevens niet volledig zijn en dat op basis van de ingezonden gegevens geen betalingsregeling kan worden vastgesteld. Appellant is verzocht het verschuldigde bedrag binnen zes weken terug te betalen. Indien het bedrag niet binnen deze termijn zou worden terugbetaald, zou de Svb de vordering in handen leggen van een deurwaarder. Daarbij is aangegeven tot welke extra kosten dit zou leiden en dat deze kosten voor rekening van appellant zouden komen.
1.2. Bij besluit van 6 december 2004 is van appellant de over de periode van juni 2003 tot en met april 2004 te veel betaalde uitkering ten bedrage van € 11.408,62 teruggevorderd. Daarbij is aangegeven dat dit bedrag binnen zes weken dient te worden voldaan. Indien geen tijdige betaling zou volgen, zou de Svb het verschuldigde bedrag op andere wijze innen. Aangegeven is dat zo mogelijk tot verrekening zou worden overgegaan en als dit niet binnen twee jaar tot volledige betaling zou leiden, een deurwaarder zou worden ingeschakeld. Wederom is aangegeven tot welke extra kosten dit zou leiden en dat deze kosten voor rekening van appellant zouden komen.
1.3. Bij besluit van 11 september 2008 heeft de Svb aan appellant met ingang van februari 2009 een ouderdomspensioen en een toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend.
1.4. Bij besluit van 16 juni 2009 heeft de Svb appellant medegedeeld dat in opdracht van de deurwaarder vanaf juni 2009 een lager bedrag aan pensioen wordt uitbetaald. Bij besluit van 8 juli 2009 is appellant bericht dat in verband met een wijziging van de beslagvrije voet door de deurwaarder een hoger bedrag aan pensioen zal worden uitbetaald. Appellants bezwaar tegen de besluiten van 16 juni 2009 en 8 juli 2009 zijn bij het bestreden besluit van 14 april 2010 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het oordeel van de rechtbank over de incassokosten die door de deurwaarder in rekening zijn gebracht. Appellant heeft in hoger beroep (wederom) gesteld dat ten onrechte via de deurwaarder beslag is gelegd, nu de Svb de schuld had kunnen verrekenen met het aan appellant te betalen AOW-pensioen.
4.1. De Raad overweegt het volgende.
4.2. Appellants schuld aan de Svb ter zake van ten onrechte betaalde nabestaandenuitkering is ontstaan in 2004. Bij zijn onder 1.1 genoemde brief van 18 oktober 2004 heeft de Svb appellant in gebreke gesteld. Op dat moment en ook ten tijde van het besluit van 6 december 2004 bestond voor de Svb geen mogelijkheid de schuld met een uitkering te verrekenen. Aan appellant is immers eerst per februari 2009 een AOW-pensioen toegekend. Reeds hierom kan de door appellant aangevoerde grond - daargelaten of deze in een procedure als deze aan de orde kan komen - niet slagen.
4.3. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voor zover deze in hoger beroep is aangevochten.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2012.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.R. Schuurman
IvR