ECLI:NL:CRVB:2012:BX8569
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen weigering nabestaandenuitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 6 maart 2012 haar beroep tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. De Svb had op 5 mei 2011 de aanvraag van appellante voor een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) geweigerd, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden op 7 december 2003 niet verzekerd was voor de ANW. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar het bezwaar is bij het bestreden besluit van 30 september 2011 niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante geen gronden voor haar bezwaar had aangevoerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad is van oordeel dat appellante in haar bezwaarschrift van 2 juni 2011 en haar fax van 28 juli 2011 geen enkele grond heeft aangevoerd die de weigering van de Svb zou kunnen onderbouwen. De stukken bevatten enkel een verzoek om het besluit te vernietigen en een nieuwe beslissing te nemen, zonder dat daar redenen voor zijn aangedragen. De rechtbank heeft derhalve terecht het bestreden besluit in stand gelaten, en de Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betreft de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 september 2012.