ECLI:NL:CRVB:2012:BX8369

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6864 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering voor de AOW van een werknemer in dienst van een Joegoslavisch bedrijf

In deze zaak staat de vraag centraal of appellant gedurende het jaar 1987 verzekerd was voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren in 1950 in het voormalige Joegoslavië, heeft vanaf 6 september 1971 met enkele korte onderbrekingen in Nederland gewerkt. Van 1 oktober 1982 tot en met 10 oktober 1989 was hij in dienst van het Joegoslavische staatsbedrijf Montmontaza te Zagreb, dat in Nederland actief was. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant tot de groep werknemers behoort die in het Akkoord van 11 maart 1987 zijn genoemd, waarin is bepaald dat de Joegoslavische wetgeving exclusief op deze werknemers van toepassing is.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant gedurende het jaar 1987 niet verzekerd was voor de Nederlandse wetgeving, ondanks zijn persoonlijke band met Nederland. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 29 december 1992, waarin het Akkoord rechtsgeldig is bevonden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant had in hoger beroep zijn argumenten herhaald, maar de Raad komt tot de conclusie dat er geen nieuwe gegevens zijn die tot een ander oordeel kunnen leiden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat er geen bewijs is dat andere werknemers in een vergelijkbare situatie wel verzekerd zijn geacht.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 14 september 2012.

Uitspraak

11/6864 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2011, 11/1390 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 14 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C. Brouwer-Morren hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2012. Appellant is met voorafgaand bericht niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door A. van der Weerd.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren [in] 1950 in het voormalige Joegoslavië, is vanaf 6 september 1971 met enkele korte onderbrekingen in Nederland werkzaam geweest. In de periode van 1 oktober 1982 tot en met 10 oktober 1989 was appellant door het (destijds) Joegoslavische staatsbedrijf Montmontaza te Zagreb (voorheen genaamd: Monting) in Nederland tewerkgesteld.
1.2. Bij besluit van 15 december 2009 heeft de Svb ten aanzien van appellant een overzicht met betrekking tot zijn recht op een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) vastgesteld. Volgens dat overzicht wordt appellant niet verzekerd geacht:
- van 23 februari 1965 tot en met 5 september 1971;
- van 1 oktober 1979 tot en met 28 maart 1980;
- van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1987;
- en van 1 januari 1989 tot en met 10 oktober 1989.
1.2. Het bezwaar van appellant is bij besluit van 11 februari 2011 (bestreden besluit) in zoverre gegrond verklaard, dat appellant verzekerd wordt geacht over de periode van 1 oktober 1979 tot en met 28 maart 1980 en dat hij weliswaar niet verzekerd wordt geacht over de periode van 1 januari 1989 tot en met 10 oktober 1989, maar dit niet zal leiden tot een korting op een eventueel toe te kennen ouderdomspensioen. Over de periode van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1987 blijft het standpunt van de Svb ongewijzigd. Op grond van het op basis van artikel 10 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië, Trb. 1977, nr.156 (Verdrag) tot stand gekomen Akkoord van 11 maart 1987 inzake vaststelling van de toe te passen wetgeving, Trb. 1987, nr. 182 (Akkoord), wordt appellant niet verzekerd geacht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft vastgesteld dat uitsluitend de periode van 1 januari 1987 tot en met 31 december 1987 in geschil is. Onder verwijzing naar de tekst van het Akkoord heeft de rechtbank overwogen dat appellant in deze periode niet verzekerd was voor de AOW. Het beroep op het gelijkheidbeginsel is onvoldoende onderbouwd en kan daarom niet slagen.
3. Namens appellant is in hoger beroep herhaald dat het Verdrag en het Akkoord niet op hem van toepassing zijn omdat hij al vanaf 1971 een persoonlijke band van duurzame aard heeft met Nederland. Hij heeft in Nederland gewoond, gewerkt en een gezin gesticht en kan zich niet voorstellen dat hij voor het jaar 1987 niet verzekerd is geweest vanwege het feit dat hij voor een buitenlands bedrijf heeft gewerkt. Appellant handhaaft tevens zijn standpunt dat verschillende in een vergelijkbare situatie verkerende werknemers van Montmontaza, wel verzekerd zijn geacht door de Svb.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In hoger beroep heeft appellant de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Aan de orde is de vraag of appellant gedurende het jaar 1987 verzekerd was voor de AOW. Voor de beantwoording van die vraag is het volgende van belang.
4.2. In het Akkoord is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“Yugoslav workers employed in Yugoslav detached units in the Netherlands: “Monting” from Zagreb in Rotterdam, (…) shall be exempted from the application of the provisions of Article 7 of the Convention, and up to December 31, 1987 exclusively the Yugoslav regulations on social Insurance shall be applied to these workers. (…) This agreement comes into force on May 1, 1987 with retroactive respect from January 1, 1987.”
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant behoorde tot de groep werknemers in dienst van het in het Akkoord vermelde bedrijf. Gezien de tekst van het Akkoord is in dat geval de Joegoslavische wetgeving exclusief op appellant van toepassing. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 29 december 1992, LJN AK9924 - waarin het Akkoord rechtsgeldig is bevonden - wordt geoordeeld dat het gevolg hiervan is, dat appellant gedurende het jaar 1987 niet verzekerd was voor de Nederlandse wetgeving. De omstandigheid dat appellant een persoonlijke band van duurzame aard met Nederland had en nog steeds heeft kan niet afdoen aan het bepaalde in het Akkoord.
4.4. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan voorts niet slagen, nu ook in hoger beroep geen gegevens van andere werknemers zijn ingebracht die, ondanks het Akkoord, wel verzekerd zijn geacht.
4.5. Uit de overwegingen 4.1 tot en met 4.4 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling wordt geen aanleiding gezien.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2012.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) J.R. Baas
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303,
2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden
GdJ