ECLI:NL:CRVB:2012:BX8174
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van woonplaatsbepaling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De appellant, die sinds 19 februari 2009 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had als woonadres [adres 1] te [gemeente 1] opgegeven. Echter, uit onderzoek bleek dat hij ten tijde van belang niet op dit adres woonachtig was, maar bij zijn vriendin in [gemeente 2]. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 1 juli 2009 en de terugvordering van ten onrechte ontvangen bijstand tot een bedrag van € 6.473,95.
De Raad heeft vastgesteld dat de sociale recherche, na signalen van buren en een huisbezoek, voldoende bewijs had verzameld dat de appellant zijn woonplaats niet op het opgegeven adres had. De appellant betwistte niet dat hij veelvuldig van huis was geweest, maar verklaarde dat dit te maken had met zijn werk en mantelzorg voor zijn vriendin. De Raad oordeelde dat de woonplaatsbepaling aan de hand van concrete feiten en omstandigheden moest worden vastgesteld. De bevindingen van het huisbezoek, waaronder een lege koelkast en het lage verbruik van nutsvoorzieningen, ondersteunden de conclusie dat de appellant geen recht had op bijstand.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier.