ECLI:NL:CRVB:2012:BX8166

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-733 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Moerdijk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een proceskostenveroordeling waarbij appellant, A. te B., in hoger beroep is gegaan tegen het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het college veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellant, maar had nagelaten een veroordeling in de proceskosten uit te spreken voor het beroep dat gegrond was verklaard tegen het besluit van 9 maart 2010. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank dit niet onderkend heeft en heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze is aangevochten.

De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 874,-- en heeft bepaald dat het college het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,-- aan appellant vergoedt. De uitspraak volgt op een procesverloop waarin appellant op 26 juni 2009 een aanvraag om bijstand heeft ingediend, die door het college buiten behandeling is gesteld. Na verschillende bezwaarschriften en een beroep tegen het uitblijven van een beslissing, heeft het college uiteindelijk bij besluit van 9 maart 2010 de bezwaren gegrond verklaard en bijstand toegekend. De rechtbank had echter niet beslist op het verzoek van appellant om vergoeding van de kosten in bezwaar, wat aanleiding gaf tot de hoger beroep procedure.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak de proceskosten van het beroep tegen het besluit van 9 maart 2010 begroot op € 437,-- voor het indienen van het aanvullend beroepschrift en heeft ook de proceskosten in hoger beroep begroot op € 437,--. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/733 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 december 2010, 10/818, zoals nadien verbeterd bij hersteluitspraak van 2 mei 2011 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk (college)
Datum uitspraak 25 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.J.M. Boot, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 14 augustus 2012, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 26 juni 2009 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend. Bij besluit van 23 juli 2009 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld. Bij brief van 21 september 2009 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag. Bij brief van 23 oktober 2009 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen een fictieve negatieve beslissing op de aanvraag om bijstand. Bij brief van 24 februari 2010 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.
1.2. Bij besluit van 9 maart 2010 heeft het college de bezwaren gegrond verklaard en appellant alsnog met ingang van 5 mei 2009 bijstand toegekend.
1.3. Bij aanvullend beroepschrift van 20 april 2010 heeft appellant aangevoerd dat het college ten onrechte niet heeft beslist op het door hem ingediende verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, onder het uitspreken van een veroordeling in de proceskosten, niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 9 maart 2010 gegrond verklaard op de grond dat het college ten onrechte niet heeft beslist op het door appellant ingediende verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten. De rechtbank heeft het besluit van 9 maart 2010 wegens strijd met artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in zoverre vernietigd en het college veroordeeld in de kosten tot een bedrag van in totaal € 983,25. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat het college het griffierecht van € 41,-- aan appellant vergoedt.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover de rechtbank daarbij heeft nagelaten een veroordeling in de proceskosten uit te spreken in verband met de gegrondverklaring van het beroep tegen het besluit van 9 maart 2010.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het college veroordeeld tot vergoeding van de kosten van appellant, gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar en in verband met het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Aangezien de rechtbank het beroep, dat zij terecht mede gericht heeft geacht tegen het besluit van 9 maart 2010, gegrond heeft verklaard, had de rechtbank daarin aanleiding moeten zien om ook een veroordeling in de proceskosten uit te spreken vanwege dat beroep. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden vernietigd.
4.2. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad het college veroordelen in de proceskosten van het beroep tegen het besluit van 9 maart 2010, die worden begroot op € 437,-- voor de indiening van het aanvullend beroepschrift van 20 april 2010.
5. Voorts bestaat aanleiding voor een veroordeling van het college in de proceskosten van appellant in hoger beroep. Deze worden begroot op € 437,-- voor het indienen van het hoger beroepschrift.
6. Het college heeft erop gewezen dat het per abuis de door de rechtbank uitgesproken kostenveroordeling en de vergoeding van het griffierecht twee maal aan appellant heeft uitgekeerd. Dit doet niet af aan de hierna uit te spreken veroordeling in de proceskosten in het beroep tegen het besluit van 9 maart 2010 en in hoger beroep. Het staat het college overigens vrij die reeds gedane betaling te betrekken bij een verrekening.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 874,--.
- bepaalt dat het college aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,--
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2012.
(getekend) J.C.F. Talman
(getekend) J. de Jong
HD