ECLI:NL:CRVB:2012:BX7671

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/6815 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en beëindiging van bijstandsverlening onder de Wet werk en bijstand met betrekking tot bezwaartermijn en verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellante, A. te B., had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Ede, die haar bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) had ingetrokken en beëindigd. De besluiten waren genomen op 21 oktober en 1 november 2010, maar het bezwaar was pas op 17 december 2010 ingediend, wat buiten de wettelijke bezwaartermijn viel. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.

De Raad overwoog dat de appellante de verzending van de besluiten op de door het college genoemde verzenddata niet had betwist. De Raad stelde vast dat de bezwaartermijn was aangevangen op respectievelijk 22 oktober en 2 november 2010. Appellante had aangevoerd dat zij de besluiten pas later had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat zij niet had aangetoond op welke dag zij de besluiten had ontvangen en dat zij redelijkerwijs niet binnen de oorspronkelijke bezwaartermijn een bezwaarschrift had kunnen indienen. De enkele stelling dat zij niet meer kon achterhalen wanneer zij de besluiten had ontvangen, was onvoldoende.

Daarnaast had appellante gesteld dat zij en haar familie in de periode van belang ernstig waren bedreigd, waardoor zij niet in staat was tijdig bezwaar te maken. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had toegelicht wat deze bedreigingen inhielden en waarom zij daardoor niet tijdig een bezwaarschrift kon indienen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/6815 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 oktober 2011, 11/1431 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Ede (college)
Datum uitspraak: 11 september 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.G.M. Frerix, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 11/6813 WIJ, plaatsgevonden op 31 juli 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Frerix. Het college, daartoe ambtshalve opgeroepen, heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Brouwer. In de gevoegde zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGE
1. De Raad gaat uit van de volgende in geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontving bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. Bij besluit van 21 oktober 2010 heeft het college de bijstand van appellante over de periode van 18 mei 2010 tot en met 13 oktober 2010 ingetrokken. Tevens heeft het college de bijstand met ingang van 14 oktober 2010 beëindigd (lees: ingetrokken).
1.3. Bij besluit van 1 november 2010 heeft het college de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 18 mei 2010 tot en met 31 augustus 2010 van appellante teruggevorderd.
1.4. Bij brief van 17 december 2010 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen deze besluiten van 21 oktober 2010 en 1 november 2010.
1.5. Bij besluit van 28 februari 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het bezwaar niet binnen de wettelijke bezwaartermijn is ingediend en dat geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellante heeft de verzending van de besluiten op de door het college genoemde verzenddata niet betwist. Zij heeft aangevoerd dat niet duidelijk is wanneer de besluiten zijn ontvangen en wanneer de bezwaartermijn is gaan lopen. Voor de aanvang van de bezwaartermijn is het moment van ontvangst echter niet bepalend. Het besluit van 21 oktober 2010 is aangetekend verzonden. Er is geen grond om aan te nemen dat TNT Post het stuk niet op regelmatige wijze aan het adres van appellante heeft aangeboden. De bezwaartermijn van dit besluit is derhalve aangevangen op 22 oktober 2010. Vaststaat dat appellante het niet-aangetekend verzonden besluit van 1 november 2010 heeft ontvangen. De vertegenwoordiger van het college heeft ter zitting toegelicht dat het besluit op diezelfde dag moet zijn verzonden. Er is geen aanleiding dit te betwijfelen. De bezwaartermijn voor dit besluit is aangevangen op 2 november 2010. Het bezwaarschrift tegen beide besluiten is niet tijdig ingediend.
4.2. De termijnoverschrijding is volgens appellante mogelijk veroorzaakt doordat zij de besluiten pas later heeft ontvangen. Voor een geslaagd beroep op verschoonbare termijnoverschrijding wegens de (veel) latere ontvangst van de besluiten dient appellante echter aannemelijk te maken op welke dag zij de besluiten heeft ontvangen en dat zij redelijkerwijs niet binnen de oorspronkelijke bezwaartermijn een bezwaarschrift had kunnen indienen. De enkele stelling van appellante dat zij niet meer kan achterhalen wanneer zij de besluiten heeft ontvangen, is daartoe onvoldoende. Voor het aangetekend verzonden stuk mag worden aangenomen dat de postbesteller bij zijn poging tot aanbieding een afhaalbericht heeft achtergelaten. Het vervolgens niet ophalen van het stuk bij het kantoor van TNT Post komt voor rekening en risico van appellante. Appellante kan haar stelling dat er problemen waren met de postbezorging in de periode hier van belang, waardoor de post langer kan zijn blijven liggen, niet staven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de poststaking waarop appellante in eerdere instantie heeft gewezen pas later plaatsvond, zodat hierin geen grond is gelegen om uit te gaan van een latere ontvangst van de besluiten. Ter zitting heeft appellante bovendien verklaard dat zij vanwege persoonlijke problemen een periode haar post niet heeft geopend, hetgeen evenzeer een aannemelijke verklaring voor de termijnoverschrijding is.
4.3. Verder heeft appellante ter onderbouwing van haar beroep op verschoonbare termijnoverschrijding aangevoerd dat zij en haar familie in de periode hier van belang ernstig werden bedreigd, waardoor zij niet in staat was tijdig bezwaar te maken. Ook dit betoog slaagt niet. Appellante heeft niet nader toegelicht wat deze bedreigingen inhielden en waarom zij daardoor dusdanig werd belemmerd dat zij niet tijdig een (voorlopig) bezwaarschrift kon indienen en evenmin haar gemachtigde of een derde kon verzoeken hiervoor zorg te dragen.
5. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt zodat de aangevallen uitspraak bevestigd dient te worden. Het verzoek om toekenning van schadevergoeding komt gelet hierop niet voor toewijzing in aanmerking.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen als voorzitter en J.F. Bandringa en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 september 2012.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) R. Scheffer