ECLI:NL:CRVB:2012:BX7671
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- J.F. Bandringa
- E.J. Govaers
- Rechtspraak.nl
Intrekking en beëindiging van bijstandsverlening onder de Wet werk en bijstand met betrekking tot bezwaartermijn en verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellante, A. te B., had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Ede, die haar bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) had ingetrokken en beëindigd. De besluiten waren genomen op 21 oktober en 1 november 2010, maar het bezwaar was pas op 17 december 2010 ingediend, wat buiten de wettelijke bezwaartermijn viel. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Raad overwoog dat de appellante de verzending van de besluiten op de door het college genoemde verzenddata niet had betwist. De Raad stelde vast dat de bezwaartermijn was aangevangen op respectievelijk 22 oktober en 2 november 2010. Appellante had aangevoerd dat zij de besluiten pas later had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat zij niet had aangetoond op welke dag zij de besluiten had ontvangen en dat zij redelijkerwijs niet binnen de oorspronkelijke bezwaartermijn een bezwaarschrift had kunnen indienen. De enkele stelling dat zij niet meer kon achterhalen wanneer zij de besluiten had ontvangen, was onvoldoende.
Daarnaast had appellante gesteld dat zij en haar familie in de periode van belang ernstig waren bedreigd, waardoor zij niet in staat was tijdig bezwaar te maken. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had toegelicht wat deze bedreigingen inhielden en waarom zij daardoor niet tijdig een bezwaarschrift kon indienen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.