ECLI:NL:CRVB:2012:BX7670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-380 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op loondoorbetaling tijdens ziekte voor stagiair onder CAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ingangsdatum van een Ziektewet-uitkering voor een stagiair, appellant, die zich ziek had gemeld tijdens zijn stage bij PPS Protection Investment BV. Appellant had een praktijkleerovereenkomst met PPS van 15 januari 2009 tot 6 juni 2009 en meldde zich ziek op 15 mei 2009. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een ZW-uitkering toe met ingang van 6 juni 2009, wat appellant betwistte. Hij stelde dat de ingangsdatum van de uitkering op 15 mei 2009 moest worden gesteld, omdat hij recht had op loondoorbetaling tijdens ziekte volgens de toepasselijke CAO.

De rechtbank 's-Hertogenbosch had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij de stelling van het Uwv onderschreef dat de CAO Particuliere Beveiligingsorganisaties van toepassing was en dat appellant geen recht had op loondoorbetaling tijdens ziekte. In hoger beroep voerde appellant aan dat de CAO voor Evenementen- en Horecabeveiliging 2007-2009 (CAO VEHB) van toepassing was, maar het Uwv erkende dit en stelde dat appellant op basis van deze CAO recht had op loondoorbetaling tijdens ziekte.

De Raad oordeelde dat er geen geschil was over de toepasselijkheid van de CAO VEHB en dat appellant, als stagiair, recht had op 100% loondoorbetaling tijdens ziekte volgens artikel 20 van deze CAO. De Raad bevestigde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had geweigerd voor de periode van 15 mei 2009 tot 6 juni 2009, omdat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op loondoorbetaling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

11/380 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 december 2010, 10/14 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.W.J.C. Lipman, werkzaam bij DAS rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2012. Appellant en mr. Lipman waren met voorafgaand bericht, niet aanwezig. Het Uwv heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. V.A.R. Kali.
OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft op 15 januari 2009 een “praktijkleerovereenkomst” gesloten met PPS Protection Investment BV te ‘s-Hertogenbosch (verder: PPS), welke liep van 15 januari 2009 tot 6 juni 2009. Op 15 mei 2009 heeft hij zich ziek gemeld. Bij besluit van 15 juni 2009 heeft het Uwv hem met ingang van 6 juni 2009 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij heeft gesteld dat de ingangsdatum van zijn ziekengelduitkering dient te worden gesteld op 15 mei 2009. Bij besluit van 27 november 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe heeft het Uwv gesteld, dat op de arbeidsrelatie van appellant met PPS de CAO Particuliere Beveiligingsorganisaties van toepassing is en dat appellant krachtens (artikel 69 van) deze CAO recht heeft op loon tijdens ziekte zodat niet eerder dan per 6 juni 2009 recht bestaat op een ZW- uitkering.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank, onder verwijzing naar verschillende artikelen van voornoemde CAO, de stelling van het Uwv betreffende het recht van appellant op loondoorbetaling tijdens ziekte onderschreven. De stelling van appellant dat hier sprake is van een stageovereenkomst zodat artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing is, heeft de rechtbank verworpen, omdat appellant deze stelling op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt.
3.1. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank van een onjuiste cao is uitgegaan. Niet de CAO Particuliere Beveiligingsorganisaties, maar de CAO voor Evenementen- en Horecabeveiliging 2007- 2009 (CAO VEHB) is van toepassing. Appellant heeft (echter) jegens PPS geen recht op loon tijdens ziekte. Ook is herhaald dat de met PPS gesloten overeenkomst is aan te merken als stageovereenkomst.
3.2. Het Uwv heeft in verweer erkend dat de door appellant genoemde CAO VEHB, onderdeel oproepkrachten, van toepassing is, maar heeft opgemerkt, dat krachtens deze CAO een stagiaire met een oproepkracht gelijkgesteld wordt, terwijl ingevolge artikel 20 van de CAO de oproepkracht die tijdens het werk ziek wordt, recht heeft op 100% loondoorbetaling tijdens ziekte.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Geconstateerd moet worden dat tussen partijen in hoger beroep niet in geschil is, dat de CAO VEHB op de overeenkomst tussen appellant en PPS van toepassing is. Het Uwv heeft, als aangegeven in 3.2 daaruit de conclusie getrokken dat appellant op grond van deze CAO recht heeft op loon tijdens ziekte. Appellant heeft in het hoger beroepschrift gesteld: “Volgens de CAO - bedoeld wordt de CAO VEHB - is een stagiair een oproepkracht en heeft appellant tijdens ziekte geen recht op doorbetaling van loon”. Dit laatste heeft appellant niet verder onderbouwd.
4.2. Artikel 21, eerste lid van bedoelde CAO bepaalt, voor zover hier van belang, dat de stagiair een oproepkracht is die boven de sterkte wordt ingezet en nog niet beschikt over het in dit artikelonderdeel genoemde diploma. Artikel 20, tweede lid van deze CAO vermeldt onder meer dat indien een oproepkracht zich tijdens het afgesproken werk ziek meldt, hij recht heeft op 100% van het afgesproken loon. Het Uwv heeft dan ook met recht aangenomen dat appellant jegens PPS recht heeft op loondoorbetaling tijdens ziekte. Opgemerkt zij nog dat in artikel 21, derde lid, onder d, van de CAO kennelijk slechts ten overvloede wordt bepaald dat de artikelen 16,17 en 18 van de cao onverkort van toepassing zijn op de inzet van een stagiair (deze artikelen betreffen onder andere de hoogte van de reis- en verblijfskosten), zulks teneinde te waarborgen dat de stagiair die in verband met het opleidingskarakter van de overeenkomst geen recht heeft op hetzelfde loon als de gediplomeerde beveiliger, wel recht heeft op dezelfde kostenvergoedingen.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat het Uwv met recht op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de ZW over de periode van 15 mei 2009 tot 6 juni 2009 ziekengelduitkering heeft geweigerd. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J. Riphagen en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) J.T.P. Pot
JL