ECLI:NL:CRVB:2012:BX7669
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J. Riphagen
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om ziekengeld na ontslag zonder bijzondere medische redenen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om ziekengeld (ZW) door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De betrokkene, werkzaam als leerling verzorgende, had zich op 11 september 2008 ziek gemeld vanwege psychische klachten en problemen met haar verstandskies. Op 27 november 2008 diende zij haar ontslag in, waarna zij op 1 december 2008 een uitkering op basis van de Ziektewet aanvroeg. De Raad oordeelde dat de betrokkene haar ontslag had genomen zonder dat daar bijzondere medische redenen voor waren, en dat zij derhalve onterecht een beroep deed op de Ziektewet.
De rechtbank had eerder de psychiater W. Dominicus geraadpleegd, die concludeerde dat de psychische toestand van de betrokkene op 27 november 2008 zodanig was dat de ontslagname haar niet kon worden aangerekend. De rechtbank volgde dit oordeel en verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep echter geoordeeld dat de betrokkene wel degelijk in staat was om de gevolgen van haar ontslag te overzien. De Raad stelde vast dat er geen bewijs was dat de betrokkene in een zodanige psychische toestand verkeerde dat zij niet in staat was om een weloverwogen beslissing te nemen over haar ontslag.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep ongegrond. De Raad concludeerde dat de betrokkene een benadelingshandeling had gepleegd door haar arbeidsovereenkomst te beëindigen op een moment dat het risico van arbeidsongeschiktheid al was ingetreden. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om ziekengeld terecht was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.