ECLI:NL:CRVB:2012:BX7663

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-644 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van geschiktheid voor eigen arbeid na ziekmelding en uitkering Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de geschiktheid van appellante voor haar eigen arbeid. Appellante had zich ziekgemeld bij het Uwv vanwege hoofdpijnklachten en andere lichamelijke klachten na een auto-ongeluk. In eerdere beoordelingen was zij door de verzekeringsarts geschikt geacht voor haar eigen werk, maar appellante betwistte dit en stelde dat haar hoofdpijnklachten haar volledig arbeidsongeschikt maakten. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling van het Uwv zorgvuldig was en dat er geen objectieve medische gegevens waren die de ongeschiktheid voor haar werk konden onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad concludeerde dat de diagnose van hoofdpijnklachten niet voldoende was om aan te nemen dat appellante niet in staat was haar werk te verrichten. De Raad oordeelde dat de verzekeringsarts rekening had gehouden met de hoofdpijnklachten en dat de informatie van de orthomanueel therapeut niet voldoende was om de eerdere beoordelingen te weerleggen. De uitspraak bevestigde dat appellante per 21 februari 2011 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid.

Uitspraak

12/644 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 december 2011, 11/2083 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft I.M.H. Merks-Metz, werkzaam bij Merks Advies B.V., hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 8 augustus 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door [M.] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 19 november 2009 tot 19 mei 2010 voor 40 uur per week in dienst van Sitel te Eindhoven in de functie van callcenter medewerkster. Bij brief van 25 mei 2010 heeft appellante zich per datum uitdiensttreding, vanwege hoofdpijnklachten en slechte concentratie na een haar in november 2009 overkomen auto-ongeval, bij het Uwv ziekgemeld. Appellante is in dat verband op 29 juli 2010 op het spreekuur van de verzekeringsarts geweest, waarna deze arts haar met ingang van 1 september 2010 geschikt acht voor haar eigen werk. Naar aanleiding van deze hersteldverklaring neemt appellante telefonisch contact op met het Uwv en wordt vervolgens opgeroepen om op het spreekuur van de verzekeringsarts van 8 september 2010 te verschijnen. Naar aanleiding van zijn bevindingen uit dit onderzoek ziet deze arts reden appellante aan te melden voor een OCA programma. Na afronding van het programma wordt appellante op 15 februari 2011 op het spreekuur van de verzekeringsarts gezien en mede op basis van het OCA eindverslag van 1 februari 2011 per 21 februari 2011 weer geschikt geacht voor haar eigen werk.
1.2. In overeenstemming hiermee heeft het Uwv bij besluit van 15 februari 2011 vastgesteld dat appellante met ingang van 21 februari 2011 geen recht meer heeft op ziekengeld. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv - in navolging van de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts A.J. Hoffman, neergelegd in diens rapportage van 19 mei 2011 - bij besluit van 20 mei 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het bestreden besluit op een zorgvuldige medische beoordeling berust. De rechtbank heeft daarbij geen aanknopingspunten gevonden om het gemotiveerde standpunt van de bezwaarverzekeringsarts voor onjuist te houden. Met betrekking tot de in bezwaar en beroep overgelegde informatie van de behandelend sector heeft de rechtbank geoordeeld dat hieruit niet blijkt dat een objectiveerbare aandoening is vastgesteld op grond waarvan verdergaande medische beperkingen moeten worden aangenomen. Uit de omstandigheid dat appellante is doorverwezen naar revalidatiecentrum Blixembosch volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat appellante op de datum in geding niet in staat kon worden geacht weer in haar arbeid te functioneren.
3.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij met name vanwege haar hoofdpijnklachten volledig arbeidsongeschikt is. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft appellante gewezen op de rapporten welke zijn opgesteld in het kader van het OCA programma. Hieruit blijkt dat de hoofddoelstelling, toeleiding naar werk, niet gehaald is. Daarnaast heeft appellante een verklaring van haar orthomanueel arts drs. J.P. Pluvier van 3 februari 2012 overgelegd, die stelt dat sprake is van een WAD (Whiplash Associated Disorder) Quebec II. Tot slot stelt appellante dat zij vanaf 19 januari 2012 wederom een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) ontvangt. De klachten op basis waarvan deze uitkering is verleend en welke beschreven staan in het door appellante overgelegde Plan van Aanpak van 9 februari 2012 hebben, zo stelt appellante, eveneens betrekking op de onderhavige datum in geding.
3.2. In verweer stelt het Uwv, onder verwijzing naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 22 maart 2012, dat de overgelegde stukken geen betrekking hebben op de datum in geding, maar op de periode die een jaar later ligt. Daarnaast stelt deze arts dat appellante vanaf januari 2012 geaccepteerd wordt wegens maagklachten en daarbij nek- en schouderklachten, terwijl bij de onderhavige beoordeling de hoofdpijnklachten op de voorgrond staan. Dat de claimklachten, welke ten grondslag liggen aan de acceptatie voor de ZW, ook op de datum hier in geding betrekking hebben is naar het oordeel van het Uwv niet onderbouwd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is geen reden om van het oordeel van de rechtbank, neergelegd in de aangevallen uitspraak, af te wijken en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven.
4.3. Ook de in hoger beroep overgelegde medische gegevens zijn geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het door de artsen van het Uwv ingenomen standpunt dat appellante ondanks haar hoofdpijnklachten per 21 februari 2011 in staat moet worden geacht haar eigen arbeid te verrichten.
4.4. Uit het Plan van Aanpak van 9 februari 2012, opgesteld door verzekeringsarts Hasan, blijkt weliswaar dat aan appellante in januari 2012 wederom een uitkering ingevolge de ZW is toegekend, maar tevens blijkt uit deze informatie dat appellante zich niet ziek heeft gemeld vanwege (toegenomen) hoofdpijnklachten maar dat deze ziekmelding gebaseerd is op maagklachten en daarnaast nek- en schouderklachten. Uit deze informatie blijkt niet dat appellantes beperkingen vanwege hoofdpijnklachten op de datum hier in geding zijn onderschat. Het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts, verwoord in zijn rapport van 22 maart 2012, dat door appellante niet met medische gegevens is onderbouwd dat de klachten, op basis waarvan recent een ZW-uitkering is toegekend ook op de datum in geding aanwezig waren en tot beperkingen leidde, wordt onderschreven.
4.5. Nu een gestelde diagnose op zichzelf niet doorslaggevend is bij de beoordeling of sprake is van ongeschiktheid voor zijn werk in de zin van de ZW, omdat daaruit niet zonder meer volgt wat de belastbaarheid van appellante is en de bezwaarverzekeringsarts bij de beoordeling van appellantes belastbaarheid reeds rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van hoofdpijnklachten, kan aan de brief van orthomanueel therapeut Pluvier, met daarin de gestelde diagnose WAD Quebec II, evenmin die waarde worden toegekend die appellante daaraan toegekend wil zien.
5. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Er zijn geen termen aanwezig voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de vergoeding van proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.P.J. Goorden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012.
(getekend) C.P.J. Goorden
(getekend) D. Heeremans
NW