ECLI:NL:CRVB:2012:BX7661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning van huishoudelijke verzorging op basis van de Wmo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1961, een aanvraag ingediend voor een voorziening voor huishoudelijke verzorging op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellante heeft een chronisch pijnsyndroom, hoge bloeddruk en een rugaandoening. In eerste instantie is haar voor de periode van 27 mei 2008 tot en met 26 mei 2009 een persoonsgebonden budget van drie uur per week toegekend. Dit besluit is later gewijzigd, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Den Haag haar uiteindelijk vier uur huishoudelijke verzorging per week heeft toegekend, in verband met de inwoning van een kind jonger dan 16 jaar.
Appellante heeft zich niet kunnen vinden in deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Zij stelde dat het onderzoek naar haar beperkingen niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zij recht had op meer uren huishoudelijke verzorging. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het college terecht heeft geconcludeerd dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat is om lichte huishoudelijke taken zelf uit te voeren. De Raad heeft daarbij de rapporten van verschillende medische deskundigen in overweging genomen, waaronder die van een revalidatiearts en een reumatoloog, maar kwam tot de conclusie dat er geen medische redenen waren om meer dan vier uur per week toe te kennen.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de beroepen tegen de eerdere besluiten van het college niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 150,-- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 19 september 2012.