ECLI:NL:CRVB:2012:BX7657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor arbeid na Ziektewet-uitkering
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. de Boorder, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 18 mei 2011 het bezwaar van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 14 juli 2010 besloten dat appellant, die als uitzendkracht in de tuinbouw werkte, met ingang van 22 juli 2010 niet meer in aanmerking kwam voor een Ziektewet-uitkering, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn arbeid. Appellant was op 5 augustus 2009 uitgevallen voor zijn werk en had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellant geschikt was voor zijn werk.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat hij op de datum in geding niet in staat was om zijn arbeid te verrichten. Hij voerde aan dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat, en verzocht de Raad om een deskundige te benoemen voor nader onderzoek. De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter H.G. Rottier, heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de medische onderzoeken en stukken voldoende basis boden voor de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn werk. De Raad vond geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, aangezien appellant geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn stelling ondersteunde.
De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 september 2012, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde daarmee het standpunt van het Uwv en de eerdere uitspraak van de rechtbank.