ECLI:NL:CRVB:2012:BX7651

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4002 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van uitkering op grond van de Ziektewet na herbeoordeling geschiktheid voor arbeid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de uitkering van appellant op grond van de Ziektewet (ZW) door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die sinds 7 juni 2008 als fulltime balie administratie medewerker werkzaam was, meldde zich op 4 december 2008 ziek. Het Uwv besloot op 17 september 2010 dat appellant per 24 september 2010 weer geschikt was voor zijn arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat zijn klachten en beperkingen niet voldoende waren erkend door de verzekeringsartsen.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat zij op de hoogte waren van de klachten van appellant. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant geen medische gegevens had overgelegd die de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts konden weerleggen. Appellant voerde aan dat hij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen, maar de Raad concludeerde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had waarom appellant per 24 september 2010 niet ongeschikt was voor zijn werkzaamheden.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van geschiktheid voor arbeid. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 19 september 2012.

Uitspraak

11/4002 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 mei 2011, 10 / 5279 ZW (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 19 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Breewel-Witteveen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Breewel-Witteveen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.P.F. Oosterbos.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is met ingang van 7 juni 2008 met een tijdelijk dienstverband tot 8 januari 2009 in dienst getreden als fulltime balie administratie medewerker. Op 4 december 2008 heeft appellant zich voor deze werkzaamheden ziek gemeld. Bij besluit van 17 september 2010 heeft het Uwv besloten dat appellant met ingang van 24 september 2010 niet meer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) op de grond dat appellant vanaf die datum weer geschikt is voor zijn arbeid.
1.2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 november 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 17 september 2010 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt dat door appellant geen medische gegevens in het geding zijn gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts, dat appellant zijn fysiek licht, overwegend bureauwerk, met tempodruk en pieken in het werkaanbod, op 24 september 2010 zou kunnen verrichten, voor onjuist moet worden gehouden.
3. Appellant handhaaft in hoger beroep zijn standpunt dat hij vanwege zijn klachten meer beperkt is dan door het Uwv per datum in geding is aangenomen. Appellant stelt dat zijn klachten en beperkingen medisch objectiveerbaar zijn. Appellant is tot op heden onder behandeling van specialisten. Appellant voert aan dat, gelet op de medische onderzoeken naar de oorzaak van zijn klachten, op 24 september 2010 onvoldoende vast stond dat hij geschikt kon worden geacht voor zijn laatst verrichte arbeid.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en dat uit de rapportages blijkt dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door appellant gestelde klachten. De rechtbank was - anders dan appellant stelt - niet verplicht de zaak aan te houden om appellant nog in de gelegenheid te stellen nadere bewijsstukken in het geding te brengen. Daarbij is van belang dat de primaire arts appellant meerdere malen heeft onderzocht en inlichtingen heeft ingewonnen bij de huisarts en de neuroloog. De bezwaarverzekeringsarts heeft dossierstudie verricht, de hoorzitting bijgewoond en appellant aansluitend onderzocht. Bij de beoordeling heeft de bezwaarverzekeringsarts de informatie van de behandelend sector meegewogen.
4.2. Mede gelet op hetgeen ter zitting is besproken is niet gebleken dat de bezwaarverzekeringsarts geen voldoende duidelijk beeld had van de aard en zwaarte van de functie en daarbij de belasting heeft onderschat.
4.3. In hoger beroep zijn afspraakkaartjes, een verwijsbrief naar de dermatoloog en een hoofdpijndagboek overgelegd. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld dat appellant in 2012 onder behandeling is van specialisten op het gebied van de neurologie, de interne geneeskunde en de dermatologie. Appellant gebruikt medicatie voor migraine, hoge bloeddruk, hooikoorts en diabetus mellitus. Ter zitting heeft appellant gesteld dat er bij hem goedaardige poliepen zijn verwijderd en dat er op 31 augustus 2012 een lumbaalpunctie zal plaatsvinden. Appellant acht het, op grond van deze informatie, aannemelijk dat hij op de datum in geding ongeschikt was om zijn werkzaamheden te verrichten.
4.4. Bij een verzekeringsgeneeskundig onderzoek gaat het om de vaststelling van beperkingen voor het verrichten van arbeid. Daarbij is een diagnose niet doorslaggevend, evenmin als de eigen opvatting van appellant daarover. Door het Uwv is in de rapportages van 17 augustus 2011 en 16 februari 2011 voldoende gemotiveerd aangegeven waarom de overgelegde informatie, die overigens niet ziet op de datum in geding, geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. De gevonden oorzaken van de klachten zijn volgens het Uwv geen reden om per datum in geding bij appellant meer beperkingen aan te nemen.
4.5. Gelet op hetgeen onder 4.1. tot en met 4.4. is overwogen, heeft het Uwv inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom appellant per 24 september 2010 niet ongeschikt kan worden geacht voor zijn laatst verrichte werk als fulltime balie administratie medewerker.
6. Het hoger beroep van appellant slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een veroordeling van het Uwv tot schadevergoeding bestaat geen aanleiding. Het verzoek daartoe zal worden afgewezen.
8. Er is evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) Z. Karekezi
GdJ