ECLI:NL:CRVB:2012:BX6870
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 februari 2011, waarin haar beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante heeft op 18 december 2009 contact opgenomen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om bijstand aan te vragen. Op 22 januari 2010 ontving zij een aanvraagformulier en een uitnodiging voor een gesprek op 11 februari 2010, waarbij zij werd verzocht om bepaalde gegevens mee te brengen, waaronder een ingevuld aanvraagformulier. Appellante is echter niet op het gesprek verschenen en heeft geen aanvraag ingediend.
Het college heeft daarop bij besluit van 11 februari 2010, dat later is gehandhaafd bij een besluit van 24 juni 2010, meegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen, omdat appellante niet had voldaan aan de voorwaarden van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank dit niet correct heeft beoordeeld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante geen aanvraag heeft ingediend, aangezien zij het verstrekte aanvraagformulier niet heeft ingevuld en ingeleverd. Hierdoor was het college niet bevoegd om toepassing te geven aan artikel 4:5, eerste lid, van de Awb. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 juni 2010 vernietigd en het besluit van 11 februari 2010 herroepen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 38,12, en is bepaald dat het college het griffierecht van in totaal € 153,-- aan appellante vergoedt.