ECLI:NL:CRVB:2012:BX6206

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-397 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag bijstandsuitkering wegens niet tijdig verstrekken van gevraagde gegevens

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Groningen. De appellant had op 10 november 2009 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost verzocht appellant om vóór 19 november 2009 een aantal documenten te overleggen, waaronder echtscheidingsgegevens en bankafschriften. Appellant heeft echter niet voldaan aan dit verzoek, wat leidde tot de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag op 25 november 2009.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat de gevraagde gegevens niet relevant waren voor de beoordeling van zijn recht op bijstand en dat hij niet in staat was om de bankafschriften te verstrekken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan recht heeft op de benodigde informatie om een goede beoordeling van de aanvraag te kunnen maken.

De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellant om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat de appellant niet binnen de gestelde termijn had voldaan aan het verzoek om aanvullende gegevens, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met W.F. Claessens als rechter en A.C. Oomkens als griffier.

Uitspraak

11/397 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 23 november 2010, 10/493 WWB (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak 28 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 juli 2012. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 10 november 2009 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand ingediend. In het kader van de afhandeling van deze aanvraag heeft het dagelijks bestuur appellant bij brief van 10 november 2009 verzocht vóór 19 november 2009 een aantal stukken in te leveren, onder andere een kopie van zijn echtscheidingsgegevens, waaronder gegevens over de boedelverdeling, en kopieën van bankafschriften over de periode van 10 augustus 2009 tot 10 november 2009. Het dagelijks bestuur heeft appellant hierbij meegedeeld dat het niet of niet volledig verstrekken van de gegevens tot gevolg kan hebben dat de aanvraag niet verder zal worden behandeld.
1.2. Bij besluit van 25 november 2009 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld op de grond dat appellant niet heeft voldaan aan het verzoek om vóór 19 november 2009 de gevraagde gegevens te verstrekken.
1.3. Bij besluit van 26 maart 2010 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur het bezwaar tegen het besluit van 25 november 2009 ongegrond verklaard.
1.4. Naar aanleiding van een nieuwe aanvraagprocedure heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 1 maart 2012 bijstand verleend met ingang van 25 november 2009.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. De gevraagde echtscheidingsgegevens en bankafschriften waren niet relevant voor de beoordeling van het recht op bijstand. Het niet verstrekken van de gevraagde bankafschriften is niet verwijtbaar omdat hij daarover niet kon beschikken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
4.2. Voor een goede beoordeling van het recht op bijstand is inzicht vereist in de financiële situatie van de betrokkene gedurende de aan de bijstandsaanvraag voorafgaande periode.
In dit licht heeft het dagelijks bestuur terecht verzocht om echtscheidingsgegevens en bankafschriften. Dat op de bankrekening van appellant alleen een zwerversuitkering zou zijn gestort, zoals appellant heeft betoogd, doet daar niet aan af. Het dagelijks bestuur moet immers in staat worden gesteld dit te verifiëren.
4.3. Vast staat dat appellant niet binnen de gegeven hersteltermijn heeft voldaan aan het verzoek van 10 november 2009. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij redelijkerwijs niet in staat was om binnen deze termijn de gevraagde gegevens over te leggen. Zo zou hij door verhuizing niet meer over de gevraagde bankafschriften kunnen beschikken, dan had het op zijn weg gelegen om tijdig kopieën van de ontbrekende bankafschriften op te vragen. De Raad is bovendien niet gebleken dat appellant voor afloop van de termijn aan het dagelijks bestuur kenbaar heeft gemaakt dat het voor hem niet mogelijk was de afschriften te verstrekken. Dit geldt eveneens voor de gegevens met betrekking tot de echtscheiding en de boedelverdeling.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het verzoek van appellant om veroordeling tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2012.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) A.C. Oomkens
HD