ECLI:NL:CRVB:2012:BX6110

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-594 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor porseleinen kroon op basis van Zorgverzekeringswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een porseleinen kroon werd bevestigd. Appellante, die sinds 1985 bijstand ontvangt, had op 29 oktober 2009 bijzondere bijstand aangevraagd voor de vervanging van een kroon, waarvan de kosten op € 545,20 werden geschat. Een deel van deze kosten zou vergoed worden door haar zorgverzekeraar. De Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden heeft de aanvraag op 5 november 2009 afgewezen, met als argument dat de kosten voor de tandheelkundige behandeling niet vergoed worden op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij het beleid van de Bestuurscommissie niet als kennelijk onredelijk heeft aangemerkt.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij om medische redenen een porseleinen kroon nodig heeft. Appellante betoogde dat het beleid van de Bestuurscommissie, dat alleen een kroon van plastisch materiaal vergoedt, strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, aangezien in andere regio's wel een vergoeding voor porseleinen kronen wordt gegeven. De Raad voor de Rechtspraak heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de Zvw in beginsel als een voorliggende, toereikende en passende voorziening wordt beschouwd en dat de kosten van de porseleinen kroon als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

De Raad concludeert dat de Bestuurscommissie de aanvraag om bijzondere bijstand op consistente wijze heeft beoordeeld aan de hand van haar beleid. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, met verbetering van gronden. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/594 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 17 december 2010, 10/534 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden (Bestuurscommissie)
Datum uitspraak 28 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Zwiers, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Bestuurscommissie heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 juli 2012. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt sinds 1985 bijstand. Op 29 oktober 2009 heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van vervanging van een kroon. De kosten voor deze kroon, van porselein, worden begroot op € 545,20, waarvan een deel wordt vergoed door de zorgverzekeraar van appellante.
1.2. Bij besluit van 5 november 2009, zoals na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 9 maart 2010 (bestreden besluit), heeft de Bestuurscommissie de aanvraag afgewezen. Aan dit besluit heeft de Bestuurscommissie ten grondslag gelegd dat de kosten van de aangevraagde tandheelkundige behandeling niet wordt vergoed op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en dat dit inhoudt dat in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Op grond van het door de Bestuurscommissie gevoerde beleid wordt alleen een kroon van plastisch materiaal volledig vergoed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beleid van de Bestuurscommissie niet als kennelijk onredelijk aangemerkt. De Bestuurscommissie heeft naar het oordeel van de rechtbank overeenkomstig dit beleid geweigerd de kosten van een porseleinen kroon te vergoeden.
3. Appellante heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. De rechtbank is buiten de omvang van het geding getreden door te oordelen dat appellante haar stelling dat zij om medische redenen een porseleinen kroon behoeft niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft voorts ten onrechte geoordeeld dat het niet toepassen van begunstigend beleid in het geval van appellante niet kennelijk onredelijk is. Het plaatsen van een kroon is volgens dit beleid in zijn algemeenheid noodzakelijk. Het feit dat alleen een kroon van plastisch materiaal voor vergoeding in aanmerking komt en een kroon van porselein niet, kan alleen budgettaire redenen hebben. In dat geval dient de Bestuurscommissie begunstigend beleid toe te passen. Het beleid dat de Bestuurscommissie hanteert, levert strijd op met het gelijkheidsbeginsel, nu in twee van de drie bij IZA Cura aangesloten regio’s, derhalve 21 van de 26 gemeenten, een porseleinen kroon wel wordt vergoed.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor de relevante wettelijke bepalingen verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1. Het betoog van appellante dat de rechtbank buiten de omvang van het geding is getreden door te overwegen dat de medische noodzaak van de porseleinen kroon niet aannemelijk is gemaakt, faalt. Deze overweging ziet op een beroepsgrond die appellante in beroep had aangevoerd, te weten dat zij om medische redenen is aangewezen op een porseleinen kroon.
4.2. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 17 november 2009, LJN BK4230) dient voor de kosten van een tandheelkundige behandeling sinds 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet, mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. Nu de onderhavige kosten in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt, staat artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB aan verlening van bijzondere bijstand in de weg.
4.3. De Bestuurscommissie heeft de aanvraag om bijzondere bijstand mede beoordeeld aan de hand van het door haar gevoerde beleid ten aanzien van het verstrekken van bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige hulp. Dit beleid komt erop neer dat bijzondere bijstand wordt verleend voor kosten van tandheelkundige behandelingen die voorkomen op het vergoedingenoverzicht van de aanvullende ziektekostenverzekering van IZA Cura Drechtsteden. Dit beleid moet, anders dan de rechtbank heeft aangenomen, worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 5 oktober 2010, LJN BO1031) wordt een dergelijk beleid als gegeven aanvaard en dient de door de bestuursrechter te verrichten toetsing zich te beperken tot de vraag of het beleid op consistente wijze is toegepast. Deze vraag wordt in dit geval bevestigend beantwoord. Volgens het vergoedingenoverzicht van het IZA Cura Drechtstedenpakket worden de kosten van een kroon van plastisch materiaal volledig vergoed. In dit geval gaat het om de kosten van een porseleinen kroon. De Bestuurscommissie heeft de aanvraag dan ook in overeenstemming met haar beleid afgewezen. Gezien de beperkte toetsing van het beleid zoals hiervoor omschreven, komt de Raad niet toe aan hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, met verbetering van gronden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2012.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) A.C. Oomkens
HD