Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 september 2010, 09/6246
[verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 23 augustus 2012
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 2 december 2011 heeft de Raad het door verzoeker gedane verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2010, 09/6246, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 2 december 2011 heeft verzoeker verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 augustus 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
De uitspraak van de Raad van 2 december 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 19 juli 2011 gestelde (laatste) termijn van twaalf weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft verzoeker verklaard dat hij vanwege gezondheidsredenen in een slechte financiële situatie verkeert en dat hij ook financieel verantwoordelijk is voor zijn familie. Verzoeker geeft aan bereid te zijn het verschuldigde griffierecht alsnog te voldoen en verzoekt om toezending van een nieuwe acceptgirokaart.
De Raad is van oordeel dat verzoeker in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 2 december 2011 onjuist is. Verzoeker heeft zich niet voor het verstrijken van de (laatste) gestelde termijn tot de Raad gewend. Het wettelijke stelsel biedt geen ruimte om verzoeker een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht te gunnen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2012.
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 23 Août 2012.