ECLI:NL:CRVB:2010:BO1790
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker inzake griffierecht in WAO-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2010 uitspraak gedaan in het verzet van verzoeker tegen een eerdere uitspraak van 24 maart 2010. Verzoeker had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening van de uitspraak van 8 oktober 2009, waarin zijn aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) was afgewezen. De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. Tijdens de zitting op 17 augustus 2010 zijn partijen niet verschenen, en het verzet is vervolgens behandeld.
De Raad heeft overwogen dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij het griffierecht tijdig heeft betaald. Ondanks zijn bewering dat hij het griffierecht per aangetekende brief contant heeft betaald, zijn er geen bewijsstukken overgelegd die deze claim ondersteunen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is ontvangen van een aangetekende brief van verzoeker, wat betekent dat de eerdere beslissing om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, standhoudt. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de kosten van het verzet.
De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van R. Groothuis als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.