ECLI:NL:CRVB:2012:BX5360

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3831 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift na een bedrijfsongeval en de gevolgen voor de Ziektewet

In deze zaak heeft appellant, na een bedrijfsongeval op 22 november 2006, zich ziekgemeld. Zijn dienstverband eindigde op 29 december 2006. Op 24 oktober 2007 werd appellant door een verzekeringsarts van het Uwv onderzocht en geschikt geacht voor arbeid volgens de Ziektewet. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar bij besluit van 19 oktober 2009 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Appellant stelde dat hij om medische en sociale redenen niet in staat was om binnen de termijn bezwaar te maken.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn stellingen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het niet aannemelijk was dat appellant niet in staat was om binnen de gestelde termijn bezwaar te maken. De Raad verwees naar de eerdere uitspraak en concludeerde dat appellant geen nieuwe medische gegevens had ingediend die zijn stellingen onderbouwden. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling van het Uwv.

De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan, en werd openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.

Uitspraak

10/3831 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 mei 2010, 09/5509 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 22 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L.M. Vreeswijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vreeswijk. Namens het Uwv is mr. J. Koning verschenen. Het onderzoek is ter zitting geschorst. Partijen hebben nadien nadere stukken ingebracht.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om een zitting achterwege te laten, heeft de Raad het onderzoek gesloten en de uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft zich na een bedrijfsongeval op 22 november 2006 ziekgemeld. Het dienstverband van appellant kwam op 29 december 2006 ten einde. Nadat appellant op 24 oktober 2007 door een verzekeringsarts was onderzocht, heeft het Uwv appellant bij besluit van 24 oktober 2007 geschikt geacht in de zin van de Ziektewet tot het verrichten van zijn arbeid.
2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 oktober 2007. Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft het Uwv dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft daartoe overwogen dat het besluit op 24 oktober 2007 aan appellant is verzonden en dat de termijn voor het indienen van bezwaar daarom loopt tot en met 7 november 2007. Het bezwaarschrift is op 9 september 2009 door het Uwv ontvangen zodat het bezwaar te laat is ingediend. Naar aanleiding van de daarvoor door appellant aangevoerde redenen heeft het Uwv gesteld dat appellant in staat moest worden geacht bezwaar te maken of dit voor hem te laten doen.
3. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
4. Appellant heeft in hoger beroep zijn stellingen herhaald dat hij om medische en sociale redenen niet staat was binnen twee weken bezwaar te maken.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Voor het wettelijke kader wordt volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
5.2. Appellant is op 24 oktober 2007 onderzocht door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts. Uit diens rapportage en de overige medische gegevens heeft de rechtbank afgeleid dat het niet aannemelijk is dat appellant op en tot in ieder geval twee weken na 24 oktober 2007 buiten staat zou zijn geweest om een bezwaarschrift in dienen.
5.3. Hetgeen door appellant in hoger beroep daartegen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens ingebracht die er op duiden dat appellant niet in staat was om binnen twee weken na 24 oktober 2007 een bezwaarschrift in te dienen. Weliswaar volgt uit de stukken dat het in de loop van 2008 slechter ging met appellant, maar daaruit volgt niet dat appellant in de periode in geding niet langer zijn eigen belangen kon behartigen. Ook het feit dat appellant in staat was om op 5 november 2007 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet aan te vragen duidt daar niet op.
5.4. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6. Voor een proceskostenveroordeling van het Uwv bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) K.E. Haan
RK