ECLI:NL:CRVB:2012:BX3803

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-2793 ONBEK
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had op 10 januari 2012 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak en verzocht op 14 mei 2012 de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Raad van 10 juli 2012, waarin de Raad zich onbevoegd verklaarde. Hierdoor was niet langer voldaan aan de voorwaarde dat er een hoger beroep aanhangig moest zijn om een voorlopige voorziening te kunnen treffen. De voorzieningenrechter verduidelijkte dat, hoewel het voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, er op het moment van de aanvraag van de voorlopige voorziening een hoger beroep aanhangig moet zijn. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in aanwezigheid van griffier P.N. Rijnsewijn, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2012.

Uitspraak

12/2793 ONBEK
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de besloten vennootschap [naam B.V.]
Datum uitspraak 7 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 10 januari 2012 hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Voorts heeft verzoeker bij brief van 14 mei 2012 de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzocht een voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
OVERWEGINGEN
Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verzoeker heeft bij brief van 14 mei 2012 verzocht een dergelijke voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 10 juli 2012, nummer 12/250 ONBEK, heeft de Raad zich onbevoegd verklaard.
Gegeven deze uitspraak in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat niet langer is voldaan aan de voorwaarde dat met betrekking tot de uitspraak ten aanzien waarvan een voorlopige voorziening wordt gevraagd hoger beroep is ingesteld. Hoewel voor de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van de Raad tot het treffen van een voorlopige voorziening voldoende is dat er op enig moment hoger beroep is ingesteld, dient deze voorwaarde aldus te worden verstaan dat er een hoger beroep aanhangig moet zijn, wil er een voorlopige voorziening kunnen worden getroffen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat tenslotte geen aanleiding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2012.
(getekend) J.J.A. Kooijman
(getekend) P.N. Rijnsewijn
RK