ECLI:NL:CRVB:2012:BX3708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Anticumulatie van WAO-uitkering en WAZ-uitkering in het kader van de Wet Inga
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen. Het geschil betreft de toepassing van anticumulatieregels met betrekking tot de WAO-uitkering van appellant, die ook een WAZ-uitkering ontvangt. Appellant stelde dat na de inwerkingtreding van artikel VII van de Wet Inga er een nieuw recht op WAO-uitkering was ontstaan, dat naast de WAZ-uitkering tot uitbetaling moest komen. De rechtbank had echter geoordeeld dat de samenloopregels van voor 1 januari 1998 van toepassing zijn en dat er ten onrechte WAO-uitkering was uitbetaald in de periode van 16 juli 2006 tot 18 juni 2008. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de situatie die bestond op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet Inga doorslaggevend is voor de voortgezette toepassing van artikel 84a van de WAO. Appellant was op die datum vrijwillig verzekerd voor de WAO, waardoor anticumulatie op basis van artikel 84a van de WAO diende plaats te vinden. De Raad volgde appellant niet in zijn stelling dat er een nieuw recht was ontstaan en concludeerde dat het hoger beroep geen doel trof. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de anticumulatieregels en de gevolgen daarvan voor de uitbetaling van uitkeringen.