ECLI:NL:CRVB:2012:BX3610

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-739 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het Uwv om terug te komen op eerder besluit inzake Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het ging om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante had in 2004 al een aanvraag gedaan die was afgewezen, en in 2009 had zij opnieuw een verzoek ingediend dat ook was afgewezen. Het Uwv stelde dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden, zoals vereist onder artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat appellante nu gediagnosticeerd is met een posttraumatisch stresssyndroom niet voldoende was om te spreken van nieuwe feiten of omstandigheden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep faalde. De Raad concludeerde dat de rechtbank de ingediende gronden op juiste wijze had beoordeeld en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 augustus 2012.

Uitspraak

11/739 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 december 2010, 09/2263 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 3 augustus 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.S. van Gans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Gans. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 21 juli 2004 heeft het Uwv geweigerd om aan appellante een Wajong-uitkering toe te kennen. Appellante heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
2. Appellante heeft het Uwv bij formulier gedateerd 2 december 2008 verzocht om toekenning van een Wajong-uitkering. Bij besluit van 25 juni 2009 heeft het Uwv het verzoek afgewezen.
3. Bij besluit van 20 november 2009 heeft het Uwv het bezwaar van appellante gericht tegen het besluit van 25 juni 2009 ongegrond verklaard omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die er toe leiden dat de beslissing van 21 juli 2004 onjuist zou zijn.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 20 november 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de enkele omstandigheid dat de bij appellante reeds langer bestaande klachten thans van een diagnose zijn voorzien niet maakt dat er sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
5.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling van de aangevallen uitspraak.
5.2. De rechtbank heeft de in beroep gediende gronden op juiste wijze besproken en beoordeeld. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de in beroep ingediende gronden niet tot het oordeel kunnen leiden dat het Uwv bij besluit van
20 november 2009 ten onrechte tot de opvatting is gekomen dat geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. De grond van hoger beroep inhoudende dat de gronden van beroep worden herhaald treft mitsdien geen doel.
5.3. De in hoger beroep ingediende grond dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat als nieuw feit moet worden aangemerkt dat inmiddels duidelijk is dat appellante al langer lijdt aan een post traumatisch stress syndroom en dat als gevolg van dit inmiddels verkregen inzicht destijds meer beperkingen hadden moeten worden vastgesteld, treft geen doel.
Deze grond gaat er ten onrechte aan voorbij dat appellante destijds haar klachten naar voren heeft gebracht en dat met deze klachten ook rekening is gehouden. De enkele omstandigheid dat inmiddels duidelijk is dat deze klachten samenhangen met het post traumatisch stress syndroom leidt er niet toe dat deze klachten als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden kunnen worden aangemerkt.
5.4. Uit hetgeen onder 5.2 en 5.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi
RK