ECLI:NL:CRVB:2012:BX3422
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- J.J.A. Kooijman
- E.C.R. Schut
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering na verzoek tot beëindiging door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 1 april 2001 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had op 7 januari 2010 tijdens een gesprek met medewerkers van de Dienst Inwonerszaken meegedeeld geen uitkering meer te willen ontvangen en had een verklaring ondertekend waarin hij verzocht zijn bijstand met ingang van die datum te beëindigen. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem heeft vervolgens op 16 februari 2010 de bijstand van appellant ingetrokken, wat appellant in bezwaar aanvechtte. Het college verklaarde het bezwaar ongegrond, ondanks het advies van de bezwaarschriftencommissie om het bezwaar gegrond te verklaren.
Appellant stelde in hoger beroep dat hij de Nederlandse taal onvoldoende machtig was en dat hij onder druk had gehandeld bij het ondertekenen van de verklaring. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij de gevolgen van zijn verzoek niet begreep of dat er sprake was van onaanvaardbare druk. De Raad concludeerde dat appellant voldoende tijd had gehad om na te denken over zijn beslissing en dat hij niet onmiddellijk na het gesprek had gereageerd om zijn verklaring in te trekken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de eigen verantwoordelijkheid van de appellant in het proces en de noodzaak om verklaringen goed te overwegen voordat deze worden ondertekend. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.