ECLI:NL:CRVB:2012:BX3352

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3707 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten wasmachine, koelvriescombinatie, matrassen en fiets met trapondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand. Appellant had op 26 augustus 2009 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten die hij had gemaakt voor de aanschaf van een wasmachine, een koelvriescombinatie, matrassen en een fiets met trapondersteuning. De kosten voor de wasmachine, koelvriescombinatie en matrassen waren al voldaan ten tijde van de aanvraag, waardoor het college van burgemeester en wethouders van Zwolle deze aanvraag op 16 september 2009 afwees. De kosten voor de fiets kwamen niet in aanmerking voor bijstandsverlening omdat er aanspraak gemaakt kon worden op een voorliggende voorziening, zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 24 april 2012 was appellant niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. E. Schriemer, heeft het hoger beroep ingesteld. Het college werd vertegenwoordigd door W. de Jong. De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor de wasmachine, koelvriescombinatie en matrassen al vóór de aanvraag waren voldaan, wat betekent dat er volgens de WWB geen recht op bijstandsverlening bestond. Appellant had aangevoerd dat hij een lening had moeten afsluiten om in de noodzakelijke kosten te voorzien, maar de Raad oordeelde dat dit niet aan de verlening van bijzondere bijstand in de weg hoeft te staan, mits de kosten na de aanvraag zijn gemaakt. De Raad concludeerde dat de situatie van appellant niet vergelijkbaar was met eerdere uitspraken en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 juli 2012.

Uitspraak

10/3707 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 juni 2010, 10/108 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle (college)
Datum uitspraak 31 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Schriemer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door W. de Jong.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 26 augustus 2009 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de gemaakte kosten voor een viertal aankopen. De aankopen betreffen een wasmachine van € 325,-- op 3 december 2008, een koelvriescombinatie van € 522,45 op 14 april 2009, matrassen van ongeveer € 600,-- omstreeks 14 april 2009 en een fiets met trapondersteuning van € 2295,-- op 20 augustus 2009. Appellant heeft deze kosten door middel van een doorlopend krediet voldaan. Hierop lost appellant maandelijks € 100,50 af. Bij besluit van 16 september 2009 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.2. Bij besluit van 21 januari 2010 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 16 september 2009 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat de kosten voor de wasmachine, de koelvriescombinatie en de matrassen ten tijde van de aanvraag al waren voldaan, zodat geen plaats is voor bijstandsverlening. Deze kosten deden zich immers niet meer voor. De kosten van de aanschaf van de fiets met trapondersteuning komen evenmin voor bijstandsverlening in aanmerking, omdat aanspraak gemaakt kan worden op een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB), die gezien aard en doel toereikend en passend wordt geacht. Voor de kosten van de aanschaf van de fiets met trapondersteuning geldt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als voorliggende voorziening. De omstandigheid dat de door de echtgenote van appellant terzake ingediende Wmo-aanvraag is afgewezen, maakt dit niet anders. Niet is gebleken van zeer dringende redenen op grond waarvan alsnog tot bijstandsverlening moet worden overgegaan.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft, samengevat, aangevoerd dat hij, omdat hij niet beschikte over de middelen om in de noodzakelijke kosten te voorzien, een lening heeft moeten afsluiten ter financiering van zijn aankopen. Appellant leidt uit de uitspraak van de Raad van 18 november 2008, LJN BG4791, af dat de omstandigheid dat de kosten, waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, door middel van een lening zijn voldaan alvorens de aanvraag om bijstandsverlening bij het college is ingediend, niet aan de verlening van bijzondere bijstand in de weg hoeft de staan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vaststaat dat de kosten voor de wasmachine, de koelvriescombinatie en de matrassen, waarvoor appellant bijzondere bijstand heeft gevraagd, in de periode van december 2008 tot en met april 2009 zijn gemaakt en zijn voldaan. Dit betekent dat reeds vóór de datum van aanvraag is voorzien in deze kosten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat in die situatie, gelet op artikel 11, eerste lid, van de WWB, in beginsel geen plaats is voor bijstandsverlening in die kosten en dat niet is gebleken van omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen.
4.2. De situatie van appellant is niet vergelijkbaar met de situatie in de onder 3 genoemde uitspraak, LJN BG4791. Deze uitspraak ziet op de situatie dat ná het indienen van een aanvraag om bijzondere bijstand een lening wordt afgesloten om in de gevraagde kosten te voorzien. Het beroep van appellant op deze uitspraak treft daarom geen doel.
4.3. Wat betreft de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in de gemaakte kosten voor de fiets met trapondersteuning, heeft de rechtbank terecht het onder 1.2 weergegeven standpunt van het college op dit punt onderschreven.
4.4. Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en W.F. Claessens en E.C.R. Schut als leden, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2012.
(getekend) R.H.M. Roelofs
(getekend) V.C. Hartkamp
HD