ECLI:NL:CRVB:2012:BX3211

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-2877 AWBZ-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2011. Het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend bij de Centrale Raad van Beroep. De voorzieningenrechter heeft op 25 juli 2012 uitspraak gedaan. Verzoeker is niet verschenen op de zitting die op 11 juli 2012 heeft plaatsgevonden, terwijl de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (Ciz) zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Kersjes.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 115,-- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Volgens de Beroepswet en de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, in dit geval is het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoeker in verzuim is geweest met de betaling van het griffierecht.

De Raad heeft verzoeker herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit diende te gebeuren. Ondanks deze waarschuwingen heeft verzoeker nagelaten om het griffierecht tijdig te voldoen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 juli 2012 door H.J. de Mooij, met P.J.M. Crombach als griffier.

Uitspraak

12/2877 AWBZ-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (Ciz)
Datum uitspraak 25 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2011, 09/5062 (aangevallen uitspraak).
Vervolgens heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2012. Verzoeker is niet verschenen. Ciz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.M. Kersjes.
OVERWEGINGEN
Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen dat vereist.
In het eerste lid van artikel 23 van de Beroepswet is bepaald dat door de griffier een griffierecht wordt geheven. Artikel 22, vierde lid, van de Beroepswet is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden twee weken bedraagt.
Bij brief van 24 mei 2012 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 115,-- is verschuldigd en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen twee weken dient te zijn voldaan.
Bij aangetekende brief van 4 juni 2012 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag uiterlijk op 10 juli 2012 dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep, dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat verzoeker er rekening mee moet houden dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zal worden verklaard, indien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet binnen de termijn is betaald.
Nu op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest, moet het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) P.J.M. Crombach
HD