ECLI:NL:CRVB:2012:BX3186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning langdurigheidstoeslag en gebruiksdoelen
In deze zaak gaat het om de toekenning van een langdurigheidstoeslag aan betrokkene door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Betrokkene had op 27 november 2009 een aanvraag ingediend voor deze toeslag, welke op 17 maart 2010 werd goedgekeurd voor een bedrag van € 360,--. In de brief van toekenning werd vermeld dat betrokkene vrij was om het bedrag te besteden, maar dat het college verwachtte dat het bedrag zou worden aangewend voor de aanschaf van gebruiksgoederen. Betrokkene wilde echter de toeslag gebruiken om zijn schulden af te lossen en maakte bezwaar tegen de mededeling van het college over de besteding van de toeslag. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de mededeling geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn.
De rechtbank Amsterdam oordeelde echter dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de mededeling over de besteding onderdeel uitmaakte van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond en bepaalde dat haar uitspraak in de plaats trad van het bestreden besluit. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij werd aangevoerd dat de mededeling slechts een aansporing was en geen rechtsgevolg had.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de mededeling inderdaad slechts een advies was en niet gericht op enig rechtsgevolg. Het bezwaar van betrokkene was niet gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, en was daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.