ECLI:NL:CRVB:2012:BX2638

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-791 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, A. te B. uit Bosnië Herzegovina. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2010. De intrekking van de uitkering door het Uwv was gebaseerd op de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 12 april 2009 minder dan 15% was. Appellant heeft in hoger beroep zijn medische en arbeidskundige gronden herhaald, waarbij hij stelde dat zijn schouderklachten, lage rugklachten, knieklachten, concentratieproblemen, visusproblemen en psychische klachten zijn toegenomen en dat de aan hem voorgehouden functies niet geschikt zijn.

De Raad heeft de beschikbare medische informatie beoordeeld en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De verzekeringsarts heeft bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen of bewegingsbelemmeringen gevonden, en de rapportage van de Viersprong toont geen psychopathologie aan. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat appellant niet met medische gegevens heeft aangetoond dat de (bezwaar)verzekeringsarts onvoldoende beperkingen heeft opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.

Uitspraak

11/791 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2010, 09/4561 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.], Bosnië Herzegovina (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op ter zitting op 20 juni 2012. Partijen zijn met kennisgeving niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 5 februari 2009 heeft Uwv de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, met ingang van 12 april 2009 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid op deze datum minder dan 15% is.
1.2. Bij besluit van 30 september 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het daartegen gerichte bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het namens appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn aangevoerde medische en arbeidskundige gronden in beroep herhaald. Appellant claimt dat er sprake is van een toename van zijn schouderklachten, lage rugklachten, knieklachten, concentratie problemen, visusproblemen en psychische klachten. De aan hem voorgehouden functies zijn voor hem niet geschikt.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Gelet op beschikbare medische informatie is er geen aanleiding aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv te twijfelen. De rechtbank heeft de beroepsgronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hebben overwogen dat appellant op de datum in geding beperkt is door pijnklachten in de schouders. De verzekeringsarts heeft bij lichamelijk onderzoek op 9 januari 2009 geen afwijkingen of bewegingsbelemmeringen gevonden aan de heupen en knieën. Uit de rapportage van de Viersprong komt geen psychopathologie in engere zin naar voren en het standpunt van appellant dat zijn psychische klachten al bestonden in de verzekerde periode kan niet worden gevolgd. De in hoger beroep overgelegde bevindingen van radioloog dr. Jašarspahic Zekerija van 7 januari 2011 beschrijven volgens de bezwaarverzekeringsarts een discrete beginnende slijtage en zwaar fysieke arbeid is op grond van de andere klachten al niet toelaatbaar geacht.
4.3. De Raad komt dan ook evenals de rechtbank tot het oordeel dat appellant niet met medische gegevens heeft onderbouwd dat de (bezwaar)verzekeringsarts onvoldoende beperkingen zou hebben opgenomen in de FML. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische grondslag.
4.4. Ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling verwijst de Raad, gelet op de herhaalde arbeidskundige beroepsgronden van appellant, naar rechtsoverwegingen 3.6 tot en met 3.11 van de aangevallen uitspraak. De Raad onderschrijft deze overwegingen volledig.
4.5. Hetgeen is overwogen in 4.2 tot en met 4.4 leidt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2012.
(getekend) M. Greebe.
(getekend) L. van Eijndthoven
IvR