ECLI:NL:CRVB:2012:BX2638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, A. te B. uit Bosnië Herzegovina. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 november 2010. De intrekking van de uitkering door het Uwv was gebaseerd op de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op 12 april 2009 minder dan 15% was. Appellant heeft in hoger beroep zijn medische en arbeidskundige gronden herhaald, waarbij hij stelde dat zijn schouderklachten, lage rugklachten, knieklachten, concentratieproblemen, visusproblemen en psychische klachten zijn toegenomen en dat de aan hem voorgehouden functies niet geschikt zijn.
De Raad heeft de beschikbare medische informatie beoordeeld en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De verzekeringsarts heeft bij lichamelijk onderzoek geen afwijkingen of bewegingsbelemmeringen gevonden, en de rapportage van de Viersprong toont geen psychopathologie aan. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat appellant niet met medische gegevens heeft aangetoond dat de (bezwaar)verzekeringsarts onvoldoende beperkingen heeft opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2012.