ECLI:NL:CRVB:2012:BX2522

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-135 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Roermond van 13 december 2010. Appellante, geboren op 1 juni 1990, had een Wajong-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze op de grond dat zij op de datum waarop zij 18 jaar werd niet ten minste 25% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de medische beperkingen van appellante niet had onderschat en dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellante.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij voldoende medische informatie heeft verstrekt die aantoont dat zij arbeidsongeschikt is door haar epilepsie en psychische klachten. Ze stelde dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de risico's van werken met beeldschermen, wat haar epileptische aanvallen kan uitlokken, en dat haar psychische klachten haar belemmeren in het samenwerken in groepsverband.

De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de medische gegevens zorgvuldig had beoordeeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de rapportages van de verzekeringsartsen. De functies die aan de schatting ten grondslag lagen, werden als medisch geschikt voor appellante beschouwd, ondanks haar klachten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 juli 2012.

Uitspraak

11/135 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 december 2010, 10/704 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[a. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2012. Appellante en haar gemachtigde hebben bericht niet aanwezig te zullen zijn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.
OVERWEGINGEN
1. Appellante, geboren 1 juni 1990, heeft bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals deze luidde tot 1 januari 2010, aangevraagd.
2. Bij besluit op bezwaar van 25 mei 2010 heeft het Uwv het besluit gehandhaafd om aan appellante geen Wajong-uitkering toe te kennen op de grond dat appellante op de datum waarop zij 18 jaar werd niet tenminste voor 25% arbeidsongeschikt was.
3. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag het standpunt van het Uwv dat appellante met haar beperkingen ten gevolge van epilepsie en psychische klachten - als neergelegd in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) -geschikt is voor het vervullen van functies waarmee zij een zodanig inkomen kan verdienen dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wajong.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen onvoldoende grond te zien voor het oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig tot stand gekomen zijn. Evenmin bestaan er aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de rapportages. Ten aanzien van de geduide functies heeft de rechtbank overwogen dat de bezwaararbeidsdeskundige per functie en per belastingpunt heeft toegelicht waarom de functie geschikt is. De rechtbank heeft deze toelichting toereikend geacht.
5. Appellante heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat zij voldoende medische informatie heeft verstrekt waaruit blijkt dat zij arbeidsongeschikt is in verband met haar epilepsie en haar psychische klachten. Ten onrechte is door de bezwaarverzekeringsarts geen rekening gehouden met het feit dat bij appellante door het veelvuldig werken met beeldschermen een nieuwe epileptische aanval kan worden uitgelokt. Door haar psychische klachten is zij niet dan wel nauwelijks in staat in groter groepsverband samen te werken.
6. De Raad overweegt met betrekking tot de aangevallen uitspraak het volgende.
7. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat de door appellante in beroep ingediende gronden geen doel treffen. De rechtbank heeft terecht uit de voorliggende medische gegevens de conclusie getrokken dat niet is gebleken dat het Uwv bij de vaststelling van de beperkingen de klachten van appellante heeft onderschat dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de epilepsie en haar psychische klachten en de gevolgen die zij daarvan ondervindt. Terecht heeft de rechtbank voorts in zijn oordeelsvorming betrokken dat de bezwaarverzekeringsarts de van de behandelaars van appellante verkregen gegevens betrokken heeft bij de advisering. Aldus uitgaande van de juistheid van de door het Uwv vastgestelde medische beperkingen is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellante in medisch opzicht geschikt dienen te worden aangemerkt. Het door appellante opgeworpen probleem ten aanzien van het werken met een beeldscherm is onvoldoende concreet en op appellante toegesneden om aan het vorenstaande afbreuk te doen.
In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe gronden naar voren gebracht.
8. Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
9. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi
TM