ECLI:NL:CRVB:2012:BX2512

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4433 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor dieetpreparaat Modifast

In deze zaak heeft appellante, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van het dieetpreparaat Modifast was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 juli 2012 uitspraak gedaan in deze zaak. De zorgverzekeraar van appellante had eerder afwijzend beslist op haar verzoek om vergoeding van het dieetpreparaat, omdat dit product niet was opgenomen in de basis- of aanvullende verzekering. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen gebruik kon maken van de alternatieve behandeling, die bestond uit een verwijzing naar een obesitaskliniek. Het college van burgemeester en wethouders van Deventer was terecht uitgegaan van het bestaan van deze alternatieve voorziening, waardoor er geen dringende redenen waren voor het verstrekken van bijzondere bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van appellante ongegrond was verklaard. De Raad concludeerde dat het college niet bevoegd was om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten van het dieetpreparaat Modifast, omdat de Zorgverzekeringswet als voorliggende voorziening diende.

Uitspraak

11/4433 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 juni 2011, 11/333 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Deventer (college)
Datum uitspraak: 17 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft G.C. Lingbeek hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2012. Voor appellante is Lingbeek verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door F.J.M. Wijnberg.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 1 juli 2010 een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor de kosten van het dieetpreparaat Modifast.
1.2. Bij besluit van 8 juli 2010 heeft het college deze aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 14 januari 2011 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 8 juli 2010 ongegrond verklaard. Daartoe heeft het college overwogen dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) moet worden aangemerkt als een voorliggende voorziening voor de kosten van het dieetpreparaat en dat deze kosten niet worden vergoed op basis van de ziektekostenverzekering. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) is dan geen plaats voor bijzondere bijstand. Het college heeft gewezen op de afwijzende beslissing van de zorgverzekeraar van 28 juni 2010 op de aanvraag voor het dieetpreparaat en het advies van de verzekeraar aan appellante om zich, vanwege de ernstige situatie, te laten begeleiden door een gespecialiseerd team of zich te laten verwijzen naar een obesitaskliniek. Voorts heeft het college zich gebaseerd op het door hem ingewonnen sociaal-medisch advies van 25 oktober 2010. Gelet op de door de zorgverzekeraar aangedragen alternatieve behandelmogelijkheden en het zich voorts niet voordoen van een acute noodsituatie, slaagt het beroep van appellante op de in artikel 16 van de WWB omschreven zeer dringende redenen niet.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat er geen voorliggende voorziening is, omdat de zorgverzekeraar het dieetpreparaat Modifast niet vergoedt. Verder stelt appellante dat er geen alternatieve behandeling voorhanden is, aangezien het voor haar onmogelijk is om naar een obesitaskliniek te reizen en zij daar niet kan verblijven, omdat zij viermaal per dag verpleegkundige verzorging nodig heeft. Appellante heeft in dit verband gewezen op de brief van haar internist-nefroloog dr. C.G. Vermeij (Vermeij) van 15 oktober 2010.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WWB bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
4.2. Volgens vaste rechtspraak (onder meer CRvB, 10 januari 2012, LJN BV0744) dient voor de kosten van medische zorg de Zvw in beginsel als een aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de WWB te worden beschouwd. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet behoort tot de prestaties die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komen, staat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de WWB aan bijstandsverlening in de weg.
4.3. Appellantes zorgverzekeraar heeft op 28 juni 2010 afwijzend beslist op appellantes verzoek om vergoeding van het dieetpreparaat Modifast omdat dit product niet is opgenomen in de basis- of de aanvullende verzekering. Gelet hierop heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 15, tweede lid van de WWB in de weg staat aan verlening van bijzondere bijstand voor die kosten.
4.4. Artikel 16, eerste lid, van de WWB biedt de mogelijkheid om, in afwijking van onder meer artikel 15, bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Volgens de memorie van toelichting dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen.
4.5. Niet in geschil is dat sprake is van een ernstige situatie en een dringende medische noodzaak voor appellante om af te vallen. Appellante heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij geen gebruik kan maken van de door de zorgverzekeraar genoemde alternatieve behandeling, bestaande uit een verwijzing naar een obesitaskliniek. De brief van Vermeij van 15 oktober 2010 is daartoe onvoldoende. Vaststaat dat appellante, na het daartoe strekkende advies van de zorgverzekeraar, zich niet heeft aangemeld bij een obesitaskliniek. Appellante heeft daarom ook geen door een dergelijke kliniek afgegeven contra-indicatie voor die alternatieve behandeling kunnen overleggen. Het college is daarom terecht uitgegaan van het bestaan van dat alternatief, zodat van dringende redenen geen sprake is. Het college was daarom niet bevoegd appellante bijzondere bijstand te verstrekken voor de gevraagde kosten van het dieetpreparaat Modifast.
4.6. Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en M. Hillen en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op17012.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) R. Scheffer
EW