ECLI:NL:CRVB:2012:BX2232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3613 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin was geoordeeld dat hij geen recht had op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was op de relevante datum van 19 november 2009. De rechtbank had vastgesteld dat het Uwv zijn besluit had gebaseerd op rapporten van een bezwaarverzekeringsarts en een bezwaararbeidsdeskundige, die de medische situatie van appellant hadden beoordeeld.

Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn rugklachten en psychische klachten onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling. Hij had aanvullende stukken ingediend ter onderbouwing van zijn standpunt, waaronder informatie van zijn fysiotherapeut en psycholoog. Het Uwv verweerde zich door te stellen dat er voldoende informatie was ingewonnen bij de behandelende artsen en dat de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad bevestigde dat de rapporten voldoende inzicht boden in de medische situatie van appellant en dat de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts een deugdelijke basis vormden voor de vaststelling van appellants belastbaarheid. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv op basis van deze belastbaarheid had kunnen besluiten dat appellant geen recht had op een WIA-uitkering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

11/3613 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 mei 2011, 10/2341 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A. Severijn, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2012. Appellant is in persoon verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.
OVERWEGINGEN
1. Het Uwv heeft bij besluit op bezwaar van 6 augustus 2010 (bestreden besluit) zijn besluit gehandhaafd inhoudende voor appellant met ingang van 19 november 2009 geen recht op een uitkering ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was op deze datum. Het Uwv heeft het bestreden besluit gebaseerd op een rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 14 juli 2010 en een rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 4 augustus 2010.
2. Het beroep dat appellant tegen het bestreden besluit instelde heeft de rechtbank ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv het bestreden besluit heeft kunnen baseren op rapporten van zijn (bezwaar)verzekeringsarts en (bezwaar)arbeidsdeskundige.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat met name zijn rugklachten, maar daarnaast ook zijn psychische klachten onderbelicht zijn gebleven. Voorts heeft hij herhaald dat de door de bezwaararbeidsdeskundige gehanteerde functies op de in geding zijnde datum om medische redenen niet geschikt voor hem waren. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij - door toezending van afsprakenkaartjes - erop gewezen dat hij langdurig, sinds 2005, onder behandeling is geweest bij een fysiotherapeut voor zijn rugklachten en - door toezending van een rapport over een werkplekonderzoek - dat hem in 2006 is geadviseerd om te stoppen met zijn werk als constructiebankwerker. Voorts heeft hij de Raad gegevens van zijn behandelend psycholoog bij Mentrum toegezonden over de frequentie van zijn behandeling, alsook nadere informatie van zijn revalidatiearts uit februari 2011 en stukken uit 2011 over een toegekende Ziektewetuitkering.
3.2. In verweer heeft het Uwv erop gewezen dat, al voordat het bestreden besluit werd genomen, informatie is ingewonnen bij en verkregen van de behandelende artsen en dat door de bezwaarverzekeringsarts rekening is gehouden met de informatie die zij hem hebben verstrekt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De rechtbank heeft de in beroep ingediende gronden besproken. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts op zorgvuldige wijze is verricht. De bezwaarverzekeringsarts heeft uitgebreid gerapporteerd over zijn onderzoek. Het rapport bevat een samenvatting van de medische bezwaren van appellant en de bespreking daarvan aan de hand van de medische informatie uit het dossier, de opgevraagde en verkregen informatie van de neuroloog en revalidatiearts van appellant (beiden werkzaam in het Boven IJ-ziekenhuis) en de gegevens die door de bezwaarverzekeringsarts zijn verkregen tijdens het bijwonen van de hoorzitting. De bezwaarverzekeringsarts heeft voorts de bevindingen van de primaire verzekeringsarts - die appellant heeft onderzocht op 27 november 2009 - in zijn rapport genoemd. De door de bezwaarverzekeringsarts daaruit getrokken conclusies zijn inzichtelijk en begrijpelijk. Hierdoor vormen zij een deugdelijke grondslag voor het vaststellen van de functionele mogelijkheden en beperkingen van appellant op de in geding zijnde datum 19 november 2009. De door appellant in hoger beroep nog toegezonden stukken geven geen aanleiding daarover anders te oordelen, omdat zij over appellants arbeidsmogelijkheden op 19 november 2009 geen afwijkende informatie bevatten. Dit betekent dat de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat het Uwv bij het bestreden besluit mocht uitgaan van de belastbaarheid van appellant zoals vermeld in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts.
4.2. Uitgaande van die belastbaarheid, heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat in de arbeidskundige rapporten voldoende is toegelicht dat de belasting in de geduide theoretische functies destijds appellants mogelijkheden niet te boven ging.
4.3. Dit brengt mee dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi
IvR