ECLI:NL:CRVB:2012:BX2229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante A. te B. tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de afwijzing van een WIA-uitkering, waarbij de rechtbank Maastricht op 3 december 2010 het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante stelde dat zij meer arbeidsongeschikt was dan het Uwv had aangenomen, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank de medische beperkingen van appellante op juiste wijze had beoordeeld. De Raad bevestigde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dat de informatie van de behandelende artsen niet voldoende was om aan te tonen dat haar beperkingen groter waren dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) was vermeld.
De Raad benadrukte dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige zorgvuldig waren opgesteld en dat het Uwv deze rapportages mocht gebruiken als basis voor zijn besluit. Appellante had aangevoerd dat de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts geen juist beeld gaf van haar gezondheid, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de functies waarvoor appellante geschikt werd geacht, geen belastingen bevatten die haar mogelijkheden overschreden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J. Brand, met Z. Karekezi als griffier. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het beoordelen van deze rapportages.