ECLI:NL:CRVB:2012:BX2223

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2045 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het Uwv om terug te komen op eerder besluit inzake WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om terug te komen op een eerder besluit van 5 december 2001, waarin hem een WAO-uitkering werd geweigerd. Het Uwv had het verzoek van appellant om toekenning van een WAO-uitkering op 18 juni 2010 aangemerkt als een herhaalde aanvraag, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren gepresenteerd die een heroverweging rechtvaardigden.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij ten onrechte niet medisch was onderzocht en dat zijn aanvraag niet serieus was behandeld. De Raad oordeelde echter dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beslissing kon ondermijnen. De bezwaarverzekeringsarts had vastgesteld dat de gegevens die appellant had aangeleverd geen nieuwe feiten bevatten met betrekking tot zijn medische situatie in 2001.

De Raad concludeerde dat een medisch onderzoek niet nodig was, omdat de beoordeling van de aanvraag zich moest richten op de situatie van appellant in 2001. De stelling van appellant dat hij momenteel niet kan werken om medische redenen werd als niet relevant beschouwd. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees een proceskostenveroordeling af, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

11/2045 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2011, 10/3164 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 juli 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.
OVERWEGINGEN
1. Het Uwv heeft bij besluit op bezwaar van 18 juni 2010 (bestreden besluit) het verzoek van appellant van 24 december 2009 om toekenning van een WAO-uitkering aangemerkt als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat uit de door appellant toegezonden gegevens niet was gebleken van nieuwe aspecten, heeft het Uwv geweigerd terug te komen van zijn besluit van 5 december 2001 waarbij is geweigerd appellant per 13 september 2001 een WAO-uitkering toe te kennen.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard omdat het Uwv terecht tot de opvatting is gekomen dat appellant aan zijn aanvraag geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd.
3. Appellant voert in hoger beroep aan dat hij ten onrechte niet medisch is onderzocht en dat zijn aanvraag niet serieus in behandeling is genomen. Hij wijst erop dat hij volledig arbeidsongeschikt is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling van de aangevallen uitspraak.
4.1. De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen als vermeld in 2. De gronden van het hoger beroep die zijn vermeld in 3 treffen geen doel. Uit het onderzoek dat de bezwaarverzekeringsarts in juni 2010 heeft ingesteld en zijn daarover opgemaakte rapport van 16 juni 2010 volgt dat hij heeft bezien of de gegevens die appellant heeft toegestuurd nieuwe medische informatie bevatten met betrekking tot de datum 13 september 2001. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapport uiteengezet dat appellant pas later meer klachten heeft gekregen.
4.2. Een medisch onderzoek van appellant door de bezwaarverzekeringsarts was niet nodig omdat zijn onderzoek terecht was gericht op de medische situatie van appellant in 2001. De stelling van appellant dat hij momenteel om medische redenen niet kan werken is bezien in dit licht niet relevant.
4.3. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) Z. Karekezi
IvR