ECLI:NL:CRVB:2012:BX2151
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Beuker-Tilstra
- B.J. van de Griend
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van voorschot en uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2012, gaat het om de vaststelling van een voorschot op een periodieke uitkering en de uiteindelijke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellante, die gelijkgesteld is met een vervolgde in de zin van de Wuv, heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin haar uitkering op € 0,00 is vastgesteld. De Raad van Bestuur heeft deze besluiten ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten een identieke motivering hebben en dat de gronden van appellante in beroep gelijk zijn. Appellante betoogt dat de waarde van haar eigen woning ten onrechte is meegenomen bij de berekening van de inkomsten uit vermogen, en dat deze waarde buiten beschouwing zou moeten blijven volgens de Wet inkomstenbelasting 2001. De Raad heeft echter geoordeeld dat artikel 19, vijfde lid, van de Wuv bepaalt dat de inkomsten uit vermogen worden vastgesteld tot een percentage van dat vermogen, en dat er geen beperking is tot het voordeel uit sparen en beleggen. De parlementaire geschiedenis ondersteunt deze interpretatie, waarbij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangegeven dat er geen uitzondering voor eigen woningbezitters wordt gemaakt.
De Raad heeft geconcludeerd dat de bestreden besluiten in rechte standhouden en heeft de beroepen ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.