ECLI:NL:CRVB:2012:BX1903

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2403 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om kwijtschelding van een openstaande vordering bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van der Wal, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van een openstaande vordering bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft vastgesteld dat het college op 30 september 2010 het verzoek van de appellant om kwijtschelding had afgewezen, en dat deze afwijzing was gehandhaafd bij een besluit op 30 november 2010. De appellant voerde aan dat zijn hoge schulden in verhouding tot zijn maandelijkse inkomsten een dringende reden vormden om van verdere invordering af te zien. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door de appellant aangevoerde omstandigheden geen dringende reden opleveren om van invordering af te zien. De Raad wijst erop dat de appellant als schuldenaar bescherming kan inroepen van de regels over de beslagvrije voet en dat hij recht heeft op een inkomen ter hoogte van 90% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van de appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2012.

Uitspraak

11/2403 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2011, 10/6226 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 17 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2012. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.J. Telting.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 30 september 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 30 november 2010 (bestreden besluit), heeft het college het verzoek van appellant om kwijtschelding van een nog openstaande vordering bij het college afgewezen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat de omstandigheid dat hij in verhouding tot zijn maandelijkse inkomsten onevenredig hoge schulden heeft, een dringende reden oplevert om van verdere invordering af te zien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 58 van de Wet werk en bijstand, voor zover hier van belang, kunnen ten onrechte gemaakte kosten van bijstand worden teruggevorderd. De bevoegdheid om geheel of gedeeltelijk af te zien van - verdere - terugvordering (lees: invordering) moet hierin besloten worden geacht.
4.2. Ter invulling van deze bevoegdheid heeft het college de Beleidsregels Wet werk en bijstand (beleidsregels) vastgesteld en gepubliceerd. Ingevolge artikel 6.3, tweede lid, aanhef en onder f, van de beleidsregels kan het college besluiten van gehele of gedeeltelijke invordering af te zien indien de belanghebbende een beroep doet op de aanwezigheid van dringende redenen en dit beroep door het college is gehonoreerd.
4.3. Hetgeen appellant heeft gesteld over zijn schulden levert geen dringende reden op om van - verdere - invordering af te zien. Hierbij is van belang dat een belanghebbende als schuldenaar de bescherming heeft, of kan inroepen, van de regels over de beslagvrije voet en dat hij steeds de beschikking zal houden over een inkomen ter hoogte van 90% van de voor hem toepasselijke bijstandsnorm.
4.4. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2012.
(get.) W.F. Claessens.
(get.) J.T.P. Pot.
HD