ECLI:NL:CRVB:2012:BX1634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in WIA-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 15 juli 2009, waarin hem werd meegedeeld dat hij aanspraak had op een loongerelateerde WGA-uitkering, met een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van meer dan 35% maar minder dan 80%. Het Uwv had het bezwaar van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad moest beoordelen of appellant voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak. Volgens vaste rechtspraak is bepalend of het resultaat dat de indiener nastreeft feitelijke betekenis kan hebben. De Raad overwoog dat, gezien de situatie van appellant, de hoogte van zijn uitkering niet zou veranderen, ongeacht de mate van arbeidsongeschiktheid, zolang deze ten minste 35% bedraagt. Dit leidde de Raad tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het procesbelang ontbrak.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en bevestigt dat een procedure niet kan worden voortgezet als het resultaat geen feitelijke betekenis heeft voor de appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier Z. Karekezi, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.