ECLI:NL:CRVB:2012:BX1605

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5100 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van loongerelateerde uitkering naar vervolguitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de omzetting van een loongerelateerde uitkering naar een vervolguitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.L. Wittensleger, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar loongerelateerde uitkering per 2 april 2009 heeft omgezet naar een vervolguitkering. Dit besluit was gebaseerd op verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapporten.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag was gebaseerd. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, met de beperking dat zij betwistte dat de geselecteerde functies voor haar passend waren, uitgaande van de Functionele Mogelijkheden Lijst van 28 februari 2011.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank de argumenten van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De uiteenzetting van appellante ter zitting, waarin zij haar ongeschiktheid voor de geselecteerde functies uiteenzette, werd niet onderbouwd met deskundigenrapporten en deed geen afbreuk aan de rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige. De Raad concludeert dat het hoger beroep geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/5100 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2011, 10/2033 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.L. Wittensleger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Wittensleger. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
1.1. Het Uwv heeft bij besluit van 17 maart 2009 de op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan appellante toegekende loongerelateerde uitkering met ingang van 2 april 2009 omgezet naar een vervolguitkering. Dit besluit steunt op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig rapport.
1.2. Bij besluit van 19 maart 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, zijn besluit van 17 maart 2009 gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige.
2. Met de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Op grond van de in de aangevallen uitspraak neergelegde overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag is gebaseerd.
3. Appellante heeft in het hoger beroepschrift herhaald hetgeen zij reeds in beroep naar voren heeft gebracht. Ter zitting heeft appellante de omvang van het hoger beroep beperkt tot het standpunt dat, uitgaande van de juistheid van de Functionele Mogelijkheden Lijst van 28 februari 2011, de geselecteerde functies voor haar niet passend zijn.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de grond die in beroep naar voren is gebracht en in hoger beroep is herhaald afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grond niet slaagt. De Raad voegt hier nog het volgende aan toe.
4.2. Ter zitting heeft appellante uitgebreid uiteengezet waarom zij de geselecteerde functies niet kan vervullen. De uiteenzetting van appellante, welke uiteenzetting appellante niet heeft onderbouwd met een rapport van een deskundige, doet niet af aan het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige bedoeld in 1.2 en de nadere rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige van 18 maart en 27 april 2011. In deze rapporten is op overtuigende wijze toegelicht dat appellante de aan de schatting ten grondslag gelegde functies uit kan voeren. De geschiktheid van de reservefunctie huishoudelijke hulp (SBC-code 372060) behoeft zodoende geen nadere bespreking.
4.3. Gelet op de overwegingen 4.1 en 4.2 treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) J.R. Baas
EK