ECLI:NL:CRVB:2012:BX1187

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-548 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid voor arbeid in het kader van de Ziektewet na ziekmelding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant A. te B. tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 december 2011, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had zich op 19 januari 2011 ziek gemeld vanwege psychische en fysieke klachten, terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv besloot op 20 mei 2011 dat appellant met ingang van 24 mei 2011 niet meer in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn arbeid als steigerbouwer. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn beslissing in het bestreden besluit van 19 augustus 2011.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn arbeid, gerechtvaardigd was. In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat en verwees naar een beoordeling in het kader van de Wet op de Sociale Werkvoorziening (WSW), waaruit zou blijken dat hij niet geschikt was voor de functie van steigerbouwer. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv voldoende inzicht had in de aard en belasting van het werk van steigerbouwer en dat de door appellant overgelegde gegevens geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de eerdere beoordeling.

De Raad bevestigde dat het Uwv op basis van een zorgvuldig medisch onderzoek had geconcludeerd dat appellant, ondanks zijn klachten, geschikt was voor de functie steigerbouwer. De rapporten van de psycholoog en arts in het kader van de WSW hadden geen directe betekenis voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, maar de Raad concludeerde dat deze rapporten geen grond boden voor de stelling dat het Uwv de medische beperkingen van appellant had onderschat. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/548 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 december 2011, 11/2983 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 11 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H. Ruijzendaal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft zich op 19 januari 2011, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens psychische klachten en fysieke klachten. Bij besluit van 20 mei 2011 heeft het Uwv besloten dat appellant met ingang van 24 mei 2011 niet meer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) op de grond dat appellant vanaf die datum weer geschikt is voor zijn arbeid.
1.2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 20 mei 2011 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen dat appellant met ingang van 24 mei 2011 geschikt is voor zijn arbeid in de zin van de ZW, zijnde het laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte werk van steigerbouwer.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat. Appellant verwijst naar de beoordeling die heeft plaatsgevonden in het kader van de Wet op de Sociale Werkvoorziening (WSW) waarbij zodanige beperkingen zijn vastgesteld dat appellant niet geschikt is voor de functie steigerbouwer. Het Uwv heeft ten onrechte aangenomen dat appellant regulier steigerwerk verrichtte. Appellant werkte in het Botlek-gebied op omvangrijke steigers tot wel 50 meter hoogte, waarvoor ook gebruik werd gemaakt van door deskundigen gemaakte bouwtekeningen.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Op grond van artikel 19 van de ZW bestaat recht op ziekengeld indien de verzekerde wegens ziekte of gebrek ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Onder ‘zijn arbeid’ wordt verstaan het laatstelijk voor de aanvang van de ziekmelding feitelijk verrichte werk. In het geval van appellant is dit de functie steigerbouwer. In het geval er geen dienstverband meer aanwezig is en vast staat dat terugkeer in de vorige baan niet mogelijk is, is de maatstaf diezelfde arbeid, verricht in dienst van een soortgelijke werkgever. Nu appellant, voordat hij in aanmerking kwam voor een WW-uitkering laatstelijk werkzaam is geweest als steigerbouwer, is deze functie terecht als maatstaf arbeid aangemerkt. Er bestond bij het Uwv, gelet op de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 11 mei 2009, die is opgesteld in het kader van een eerdere bezwaarprocedure van appellant, voldoende inzicht in de aard en belasting van dat werk. De in hoger beroep door appellant overgelegde gegevens, waaronder foto’s van verschillende soorten steigers, geven geen aanleiding om te twijfelen aan de door het Uwv gehanteerde omschrijving. Dat appellant werkzaam was in het Botlek-gebied en op steigers tot wel 50 meter hoogte heeft gewerkt, was al bekend bij het Uwv en daarmee is bij de beoordeling rekening gehouden.
4.3.1. Aan het bestreden besluit ligt een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag. Met de verzekeringsgeneeskundige rapportage van 17 augustus 2011 heeft het Uwv overtuigend gemotiveerd dat appellant, ondanks zijn fysieke en psychische klachten, geschikt is voor de functie steigerbouwer. Uit de door appellant in bezwaar overgelegde medische informatie komt naar voren dat er bij hem fysiek medisch objectief weinig afwijkingen zijn geconstateerd. Uit de informatie van psycholoog Bagci blijkt dat er geen sprake is van ernstige psychische klachten. De artsen van het Uwv hebben bij appellant lichte beperkingen vastgesteld ten aanzien van veelvuldige blootstelling aan deadlines/productiepieken en conflicthantering. Dit komt in de functie van steigerbouwer niet voor. De door appellant in hoger beroep overgelegde brief van 3 april 2012 van psycholoog Bagci bevat geen nieuwe medische informatie ten opzichte van de al in het dossier aanwezige gegevens die door het Uwv bij de medische beoordeling zijn betrokken. Het Uwv heeft daarom terecht geoordeeld dat appellant met ingang van 24 mei 2011 geschikt is voor de functie steigerbouwer.
4.3.2. Met betrekking tot de rapporten van een psycholoog en een arts die zijn opgesteld in het kader van een beoordeling voor de WSW heeft de rechtbank terecht overwogen dat de toelating tot de doelgroep van de WSW geen rechtstreekse betekenis heeft voor de vraag of aanspraak bestaat op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar dat de daaraan ten grondslag gelegde stukken wel informatie kunnen bevatten over de medische situatie die relevant is voor de beoordeling van de beperkingen per de datum in geding. Voormelde rapporten bieden echter geen grond voor het oordeel dat het Uwv de medische beperkingen van appellant heeft onderschat nu de daarin vermelde verdergaande beperkingen zijn gebaseerd op het klachtenpatroon van appellant en niet zijn gemotiveerd met een objectief medische onderbouwing.
4.4. Uit de overwegingen 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2012.
(getekend) H.G. Rottier.
(getekend) D. Heeremans.
KR