ECLI:NL:CRVB:2012:BX0227

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1468 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding en proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 12-1468 WW) tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant had een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de appellant zijn schade niet had onderbouwd. De appellant trok zijn hoger beroep in, omdat het Uwv met een aanvullende beslissing op bezwaar op 19 maart 2012 geheel aan zijn bezwaren tegemoet was gekomen. Desondanks verzocht de appellant de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die hij had gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep.

De Raad oordeelde dat er aanleiding was om het Uwv te veroordelen in de kosten van de appellant, die werden begroot op € 109,--, waarbij een wegingsfactor van 0,25 (zeer licht) werd gehanteerd, conform het verzoek van de appellant. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet, die van toepassing zijn op het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen onderbouwing voor zijn schade heeft gegeven, maar heeft wel de proceskosten toegewezen.

De uitspraak werd gedaan door M. Greebe, met A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 juli 2012. De appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

12/1468 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 31 januari 2012, 09/919 (aangevallen uitspraak).
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 4 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.G.M. van der Meer hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 19 maart 2012 een aanvullende beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 19 april 2012 is namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv op grond van de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld.
Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Voor zover appellant met zijn verwijzing naar artikel 8:73a van de Awb bedoeld heeft vergoeding van schade te vorderen, moet worden vastgesteld dat hij deze schade niet heeft onderbouwd.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de aanvullende beslissing op bezwaar van 19 maart 2012 geheel aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden overeenkomstig het verzoek van appellant begroot op € 109,--, voor verleende rechtsbijstand, waarbij als wegingsfactor als bedoeld in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht 0,25 (zeer licht) wordt gehanteerd.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep:
-wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de schade af;
-veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 109,--.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2012.
(getekend) M. Greebe
(getekend) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
TM