ECLI:NL:CRVB:2012:BX0195
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor liposuctie op basis van voorliggende voorzieningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2012 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van een liposuctie door het college van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage. De appellante had in 2009 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, die door het college op 8 mei 2009 werd afgewezen. Het college stelde dat de zorgverzekeraar de voorliggende voorziening was en dat de kosten van liposuctie in de specifieke situatie van appellante niet noodzakelijk waren. De zorgverzekeraar had de aanvraag om vergoeding van de liposuctie afgewezen, omdat deze niet voldeed aan de voorwaarden van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en het Besluit zorgverzekering.
De Raad overwoog dat de Zvw en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in beginsel als voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden beschouwd voor (para)medische zorg. De kosten van liposuctie worden niet vergoed, tenzij er sprake is van correctie van afwijkingen in het uiterlijk die gepaard gaan met aantoonbare lichamelijke functiestoornissen. In dit geval was er geen sprake van een dergelijke noodzaak, en de zorgverzekeraar had een afzonderlijke beslissing genomen over de noodzaak van de behandeling.
De Raad concludeerde dat er voor het college geen ruimte was om de gevraagde bijzondere bijstand toe te kennen, en dat artikel 15 van de Wet werk en bijstand (WWB) in de weg stond aan de toekenning van bijzondere bijstand. De uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad oordeelde dat de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.